Het einde van het jaar, tijd voor een terugblik. Wat heb ik dit jaar gelezen, wat was het meest de moeite waard? Een opvallend aantal dikke boeken dit jaar, die ook nog een zeer de moeite waard waren. De brieven uit Genua van Ilja Leonard Pfeijffer bijvoorbeeld waren een feest om te lezen. Het mag dan eigenlijk niet echt een bundeling brieven zijn, de bewuste compositie werkt en biedt zo een interessante vorm voor het verhaal dat Pfeijffer wil vertellen. Het is zeker veel om te lezen, maar de schrijver weet vanuit Genua 750 pagina’s lang te boeien. En dat alles in een prachtig Nederlands!
Tot het betere wat ik dit jaar las behoort ook The pale king, de onvoltooide roman van David Foster Wallace. Het is moeilijk om een echte lijn in het verhaal te ontdekken, maar eigenlijk gaat het daar ook niet om. Wallace is een meester in het scheppen van personages. Prachtige portretten levert het op. De roman speelt zich af op en om een kantoor van de belastiginspectie – Wallace wilde een roman schrijven over verveling en een passender setting kan ik me nauwelijks voorstellen. Hij schrijft prachtig en zelfs wanneer hij een hoofdstuk lang opsomt welke belastingambtenaren allemaal een pagina omslaan, lees ik dat geboeid. Zin na zin gaat het ‘… turns a page.’ Maar wat een mooie variatie ook: ‘Anand Singh turns two pages at once by mistake and turns one back which makes a slightly different sound.’ Ja, dát is eentoningheid!
Maar behalve voor de flinke romans, bij dezen ook aandacht voor kort werk. Het korte verhaal is geen populair genre, maar hoe onterecht! Martin Michael Driessen schreef met Rivieren namelijk een prachtbundeling van drie novellen. Juist omdat ze zo compact zijn, zijn de verhalen zo goed. De ECI literatuurprijs die Driessen kreeg was dan ook een mooie bekroning. In de korte spanne van zijn verhalen weet hij moeiteloos hele werelden op te roepen. En daarmee is Rivieren absoluut een van de beste boeken die ik afgelopen jaar las.
Welk moois heb ik gemist? Ik houd me aanbevolen voor suggesties voor 2017.