Berichten uit het bezemhok

Over Zonder rampspoed valt er niets te melden van Frans Pointl

Frans Pointl - Zonder rampspoed valt er niets te melden‘Ik was niet anders gewend dan tegenslag,’ zei Frans Pointl over zijn leven in een gesprek met Wim Brands. Ook de titel Zonder rampspoed valt er niets te melden doet niet veel vrolijks  vermoeden. In deze bundel  verhalen en gedichten van de in 2015 overleden schrijver vinden we inderdaad weinig reden tot optimisme. Pointl beschrijft zijn lichamelijke gebreken en eenzaamheid op zijn kenmerkende toon die hij tot het laatst heeft weten vast te houden.

Frans Pointl is vooral bekend als de schrijver van De kip die over de soep vloog, zijn debuut uit 1989. Latere bundels haalden niet eenzelfde populariteit. Hij schreef veel over zijn jeugd in het na-oorlogse Amsterdam, zijn moeder, hospita’s bij wie hij later inwoonde en vrouwen. Om tot zijn eigen, eenvoudige stijl te komen, bleef de schrijver echter eindeloos schaven aan zijn verhalen. Op hogere leeftijd kreeg hij het syndroom van Guillain-Barré, een ziekte die zijn zenuwen aantastte. Hierdoor kon hij ook niet meer zelfstandig wonen. Het leven in het verzorgingstehuis werd daarmee ook onderwerp van zijn schrijven.

Gedeprimeerd

Zonder rampspoed valt er niets te melden gaat verder waar hij zijn verhaal ‘De laatste kamer’ uit de gelijknamige bundel uit 2013 afsloot. Pointls wereld is klein geworden, teruggebracht tot zijn ‘bezemhok’, zoals hij zijn kamer in het Sarphatihuis noemde. Het hoogtepunt van deze bundel bestaat uit ‘brieven’ die Frans Pointl aan een fictieve vriend geschreven heeft in de laatste drie jaar van zijn leven. Kenmerkend zijn afsluitingen als: ‘Je hoort nog van me, maar ik maak hier niets boeiends mee. – FRANS’ of: ‘Vandaag ben ik – zoals meestal – gedeprimeerd. Niets komt ooit meer goed met mij. Beste wensen. – FRANS’

Vaak zei Frans Pointl dat hij eigenlijk te lang geleefd heeft. Elke dag de confrontatie met zijn eigen lichamelijke gebreken, de afhankelijkheid van de verzorging – hij had het liever niet meer meegemaakt. Lichamelijk was Pointl hard achteruitgegaan, maar geestelijk niet. Scherp beschrijft hij de gang van zaken in het tehuis, zoals in het verhaal ‘Zonder rampspoed valt er niets te melden’:

Verleden week waren op deze afdeling twee ziekmeldingen. Ik lag om elf uur nog in bed. Ten slotte heeft de fysiotherapeut me uit bed geholpen. Dat is toch bij de gekken af? Er zijn ‘poolers’ ontslagen, ze hadden geen vast contract, wel een nul-urencontract.
Dat wordt een ramp voor veel ouderen, nu de overheid alles afschuift op de gemeenten, die ook nog veel minder geld krijgen ook. Men heeft het over de mantelzorg, participatiemaatschappij enz. Hoe kunnen kinderen voor één of twee bejaarden zorgen als ze een baan hebben en vaak zelf nog kinderen ook?

Ook de gedichten in de laatste afdeling van deze bundel getuigen van eenzelfde gevoel. Ontdaan van rijm of een vast ritme, blijft alleen de boodschap over. De eerste tien gedichten gaan voornamelijk over het lichamelijke verval, maar ook over een hereniging met zijn moeder in de  dood. ‘Moeder/blijf hem aanschouwen/ en roep hem zachtjes/ als het uur daar is.’ Ogenschijnlijk eenvoudig, net als zijn verhalen, maar tegelijk zeer aangrijpend. Zeker wanneer hij in het laatste gedicht ‘1945’ terugkijkt op zijn leven, in de vele vroegere verhalen reeds vaak beschreven. Ze moesten het met weinig stellen, zijn moeder en hij, met zijn tweeën wonend op een enkele kamer. Een half jaar voor zijn dood kijkt Frans Pointl nog eens terug en ziet wat hij toen niet zag:

maar we hadden eigenlijk alles
door mij niet beseft
bijna dertien was ik
niets en alles
moeder en zoon
1945.

Lege stoel

Zijn hele leven was Frans Pointl op zichzelf. Hij hoorde er niet bij. In de ‘brieven’ in Zonder rampspoed valt er niets te melden beklaagt hij zich vaak over de medebewoners. Treffend wordt dat ook beschreven in ‘Sterven in de zon’, het eerste verhaal uit de bundel. Pointl had het al in de jaren tachtig of negentig geschreven, maar nooit eerder werd het gepubliceerd. Het beschrijft hoe een oude man iedere vrijdag door zijn dochter uit het tehuis wordt opgehaald om de avond door te brengen met het jonge gezin. Maar echt contact wordt er niet gemaakt. Dochter is druk bezig met de andere visite, de schoonzoon is überhaupt niet geïnteresseerd. Op zijn bekende licht-ironische toon beschrijft Pointl het gevoel van de oude man de anderen tot last te zijn:

Als er relaties of kennissen van z’n dochter en schoonzoon kwamen, gaven ze hem een hand, daarna werd een drukke conversatie gevoerd waar hij niets van verstond. Bovendien richtte niemand het woord tot hem; er had evengoed een lege stoel kunnen staan.

Zelfs met een behoorlijke letter en royaal wit komt Zonder rampspoed valt er niets te melden amper boven de 100 pagina’s uit. Maar laat kwantiteit geen graadmeter zijn. Dit met zorg uitgegeven bundeltje is een mooi eerbetoon aan ‘het kleinste schrijvertje van Nederland’, zoals Pointl zichzelf noemde.

Deze recensie verscheen eerder op Literair Nederland.

Frans Pointl - Zonder rampspoed valt er niets te melden | harde kaft 112p. | 1e dr. Nijgh & Van Ditmar

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Blijf op de hoogte