Alkibiades ho kalós: de mooiste man van Griekenland. Extravagant, ambitieus, Olympisch winnaar, strateeg. Maar ook opportunistisch, een overloper en tweemaal ter dood veroordeeld. Over deze Alkibiades, zoon van Kleinias, die leefde van 450 tot 404 voor Christus, schreef Ilja Leonard Pfeijffer zijn gelijknamige, omvangrijke roman. De roman vertelt het levensverhaal van de hoofdpersoon zoals door hemzelf opgetekend. In ballingschap richt hij zich tot de mannen van Athene met een pleidooi om hem nog één keer te vertrouwen. Hij kan Athene redden in de oorlog tegen de Spartanen. Daar neemt hij uitgebreid de tijd en ruimte voor – het verhaal beslaat zo’n 770 pagina’s – maar hij heeft ook wel het één en ander uit te leggen.
Redder van de democratie?
Nadat Alkibiades tijdens een missie om Sicilië te onderwerpen ter dood werd veroordeeld, ontsnapte hij aan zijn Atheense berechters en liep hij over naar aartsrivaal Sparta. Na enige tijd werd hij ook daar ter dood veroordeeld (het had iets te maken met het verwekken van een kind bij de koningin tijdens de afwezigheid van koning Agis) en zocht hij zijn heil in Perzië, de vijand van zowel Athene als Sparta. Maar ook hier valt hij uiteindelijk in ongenade en moet hij vluchten. Met strategisch inzicht weet hij telkens zichzelf te redden en anderen te overtuigen hem bij te staan. Dit alles, zo schrijft hij vanuit het gehucht Melissa aan de mannen van Athene, telkens met het oogmerk om de Atheense democratie te redden.
Een goed deel van dit nogal bijzondere leven kennen we al via de Griekse geschiedschrijver Thucydides, op wie Pfeijffer zich stevig baseert. Bij de roman geeft Pfeijffer een uitgebreide literatuurverwijzing met alle bronnen. Ik ben niet alle verwijzingen nagegaan, maar ik was benieuwd hoe getrouw Pfeijffer Thucydides volgt. Wanneer de Atheense volksvergadering bijeenkomt om te stemmen over de expeditie naar Sicilië, dan volgt Nikias’ redevoering in Alkibiades wat de Griekse geschiedschrijver hierover heeft opgetekend. Al zal Pfeijffer Pfeijffer niet zijn als hij het met zijn eigen flair verwoordt.
Het grote verschil met Thucydides is dat deze zich beperkt tot feitelijke gebeurtenissen; Pfeijffer neemt via zijn personage Alkibiades de vrijheid van de romanschrijver om deze gebeurtenissen te voorzien van gedachten en motiveringen. Wanneer Alkibiades Thoukidides ontmoet (Thucydides is de Latijnse schrijfwijze; een ontmoeting overigens die niet gedocumenteerd is, maar wel plausibel), schrijft hij: ‘Toen ik daar in Skapte Hyle met de boekrollen die in het precieuze, minuscule handschrift van Thoukidides waren volgeschreven in mijn handen stond, realiseerde ik mij dat niet alleen de gebeurtenissen, maar vooral ook de beweegredenen en motieven die deze gebeurtenissen in gang hebben gezet, door de stroom van de tijd worden weggespoeld, tenzij zij met vloeibare inkt op fragiele papyrus worden vastgelegd. Het was daar, op het landgoed van Thoukidides in Skapte Hyle, dat het idee bij mij postvatte dat ik thans hier in Melissa aan het uitvoeren ben.’
Homeros
Zodoende heb je als lezer de elf ‘boekrollen’ in handen met het levensverslag en tevens pleidooi van Alkibiades. En zoals het een Griek betaamt gebruikt hij alle retorische middelen. Wie Pfeijffers andere werk kent, weet dat hij ervan houdt om de volle breedte van de taal te gebruiken. In Alkibiades gaat hij hierin nog verder dan eerst – een poging om zijn verhaal qua stijl aan te laten sluiten bij de schrijvers uit de klassieke oudheid? Pfeijffer speelt met letterlijke citaten van Griekse dichters in dit werk zoals van Pindaros en Homeros. Uiteraard blijft Pfeijffer ook niet achter bij deze laatste waar het de uitgebreide vergelijkingen betreft – integendeel! De huwelijksoptocht van Alkibiades’ vrouw Hipparete beschrijft hij bijvoorbeeld zo:
Zoals het Chryselefantine beeld van Pallas Athene in het heilige duister van het Parthenon oprijst als een epifanie van de godin en oplicht door de weerschijn van het schuchter flakkerende vuur van de fakkels op aar wapenrusting van veertig talenten puur goud, dat wordt overstraald door het onwerelds blanke ivoor van haar gezicht – als de koele huid van een vrouw zou het aanvoelen als je in staat was het te strelen – , zo staat zij rechtop in de karos, die door vier stapvoets gaande witte hengsten traag en waardig aan het hoofd van de processie door de straten van Athene wordt getrokken.
Of elders:
[…] en voer uit in het holst van de nacht, lang voordat de rozenvingerige dageraad, zoals Homeros haar noemt, haar ogen opsloeg, zicht uitrekte en aanstalten maakte op te staan uit het krakerige bed van haar arme minnaar Tithonos, oud en vermoeid als de nacht, die onsterfelijkheid was gegund zonder dat zij voor hem om eeuwige jeugd had gevraagd, teneinde zich te kwijten van haar tragische taak om met haar bleekroze ochtendlicht en het stralende begin van een jonge dag hoop en illusie van een eeuwigheid te verstrekken aan de herboren mensen.
Wie de noten bij het verhaal ook leest ziet dat Pfeijffer hier naar maar liefst drie verschillende fragmenten van Homeros verwijst. Het bewijst Pfeijffers geleerdheid, maar ik moet bekennen dat het, in deze overdaad, ook enigszins vermoeiend is.
Alkibiades is zeker niet de eerste roman waarin Pfeijffer zich stilistisch laat gaan – ik denk bijvoorbeeld aan Peachez, een romance waarin de hoofdpersoon zich ook bedient van bloemrijk taalgebruik. Zou het toeval zijn dat het hier een classicus betreft? Die roman was echter kort genoeg om het gewicht van deze stijl nog te kunnen dragen. In deze roman is het wat veel. Wanneer Alkibiades in Sparta komt, besluit hij zich van het dialect te gaan bedienen van zijn nieuwe thuisstad, dat hij nog uit zijn kindertijd kende. ‘De op de rudimenten van kindertaal gebouwde frasen zouden ten koste gaan van mijn Attische flux de bouche,’ schrijft Alkibiades, waarna zijn zin nog vijf regels doorgaat. In de kantlijn noteerde ik: ‘tot nu toe nog niet’.
Flauw verwijt
Wat ook niet echt helpt is de gekozen vertelvorm. Alkibiades geeft de verantwoording van zijn levenswandel – dat kan natuurlijk niet anders – achteraf. In combinatie met de stijl creëert dat een enorme afstand tot de gebeurtenissen. Troepenverplaatsingen en zeeslagen zijn er legio, maar je bent er als lezer nooit bij. We horen het de strateeg achteraf opsommen en uitleggen. Recensent Thomas de Veen bekloeg zich in zijn bespreking van het boek over de manier waarop deze troepen- en vlootverplaatsingen werden beschreven – alsof ChatGPT hiervoor verantwoordelijk zou zijn. Dat is een flauw en wat modieus verwijt, maar ik deel zijn mening dat het niet tot het meest enerverende proza leidt. Met name de eerste driehonderd pagina’s van Alkibiades vond ik niet zelden taai om door te komen.
De betere passages waren die waarin Alkibiades zijn strategische analyses geeft over zijn doen en laten en verhaalt over zijn listen om aan de verschillende rivaliserende hoven in het gevlij te komen. Het verbaast dan ook niet dat het leven van Alkibiades een goed onderwerp is voor een roman. In interviews vertelde Pfeijffer, ooit als classicus verbonden aan de Universiteit Leiden, dat hij al lange tijd de wens koesterde een roman te schrijven over deze mooiste man van Griekenland.
Dictatuur van de massa
Alkibiades wil echter meer dan het levensverhaal van deze historische figuur vertellen. Pfeijffer ziet namelijk parallellen tussen de tijd waarin Alkibiades leefde en onze tijd. Alkibiades leefde namelijk in een periode waarin de Atheense democratie in verval raakte en tekenen van toen herkent Pfeijffer ook in onze huidige tijd. De roman kent dan ook diverse bespiegelingen over de democratie. Zo laat Pfeijffer Protagoras een uiteenzetting geven over de drie mogelijke staatsvormen. De macht is namelijk of in handen van één iemand, of van enkelen of van het volk; deze staatsvormen kennen we als monarchie, aristocratie of democratie. Alle drie deze staatsvormen kennen ook een negatieve pendant wanneer het eigenbelang voor het algemeen belang gaat. Monarchie wordt tirannie, aristocratie oligarchie en democratie slaat om in ochlocratie, een dictatuur van de massa.
Democratische grondrechten worden niet langer opgevat als het voorrecht om de publieke zaak te mogen dienen, maar als een reden om individuele rechten op te eisen. Het volk wil steeds meer in ruil voor steeds minder verplichtingen en inspanningen. De politici, die voor hun machtspositie afhankelijk zijn van de gunst van het volk, beginnen allerlei vormen van verontwaardiging te mobiliseren om zichzelf vervolgens te kunnen presenteren als voorvechters van gekrenkte waardigheid en verkwanselde belangen.
Welke van deze staatsvormen de beste is, is meerdere keren onderwerp van gesprek in de roman. Thoukidides en Alkibiades spreken er ook uitgebreid over. Wanneer de democratie slecht functioneert is het verleidelijk om deze te willen afschaffen, maar Thoukidides wijst erop dat een slecht functionerende democratie beter is dan de slecht functionerende alternatieven. Een alleenheerschappij mag efficiënter zijn in het besturen van een staat, het is dat ook in het onderdrukken van de bevolking.
Elders lezen we over de kwetsbaarheid van de democratie en het belang van het eerbiedigen van de democratische instituties. In een ander gesprek gaat het om de vraag waarom feiten het in de politiek het afleggen tegen de leugen. Je kunt er instemmend bij knikken – groot gelijk – maar echt iets nieuws vertellen ze niet. Passages als deze lezen ook als een te direct commentaar op de gebeurtenissen in onze tijd.
Wellicht daarom vind ik ze niet de sterkste uit de roman. Ze vallen wat uit de toon bij de rest van het verhaal. De schrijver is hier naar mijn smaak zo opzichtig bezig om iets maatschappelijks te zeggen. Het is dan ook niet omdat er op de Nederlandse televisie geen boekenprogramma meer is dat Pfeijffer aanschoof bij Buitenhof. Daar legde hij uit dat hij zijn boek geschreven had uit bezorgdheid over de democratie nu en dat het geen kwaad kon te beseffen dat democratie geen permanent gegeven is – al lijkt dat misschien, zo zei hij, onder invloed van de Amerikaanse propaganda in de Koude Oorlog het geval. Een democratie kan een dictatuur voortbrengen, zoals de geschiedenis van Alkibiades bewijst, maar er zijn ook voorbeelden nu te bedenken. Want als de democratie slecht functioneert kan het verleidelijk zijn een sterke man te verkiezen die orde op zaken wil stellen.
Doe zelf normaal
Misschien is mijn bezwaar tegen deze passages ook wel algemener: zulke stukken waarin duidelijk een punt gemaakt wordt maken zelden goede literatuur. Ze lijken me meer geschikt voor een essay over het onderwerp dan voor een roman. Toeval wil dat ik gelijktijdig met Alkibiades zo’n essay las. Doe zelf normaal van Maxim Februari is een zéér lezenswaardige verhandeling over de invloed van technologie op de democratie. Ook in dit geval gaat het om de verleiding van efficiëntie wanneer we bijvoorbeeld algoritmes willen gebruiken om fraude te bestrijden.
Maar de vraag is niet of AI goed (Efficiënt! Geen overtredingen meer!) of slecht (Mijn privacy! Het toeslagenschandaal!) gebruikt wordt. Het gaat om het debat over welke plaats AI heeft binnen de rechtsstaat. Het probleem is namelijk – dit is wel een heel beknopte samenvatting van Februari’s essay – enerzijds dat wij als burgers ons niet meer zelf kunnen verhouden tot een wet (eraan gehoorzamen of niet) en anderzijds dat de overheid, de uitvoerende macht, die gebruik maakt van algoritmes niet meer te controleren is. In onze vernetwerkte wereld worden steeds meer data met elkaar verknoopt waardoor het niet meer duidelijk is op basis van welke informatie een beslissing wordt genomen. Zo het algoritme al bekend is.
Want er is een nieuwe virtuele werkelijkheid, die geen spiegel is van de oude werkelijkheid, maar onbekend, wezenlijk anders. De online wereld en de oude fysieke wereld zijn met elkaar versmolten geraakt: rechtsfilosoof Mireille Hildebrandt, die ik vaak citeer, omdat ze altijd gelijk heeft, noemt de ruimte ‘vernetwerkt, mobiel en polymorf’. Het leven beweegt zich over de oude nationale grenzen heen, de rechtsmacht is niet meer duidelijk aan te wijzen; we moeten individuele burgers beschermen, zegt ze, ‘tegen geweld van de daaruit voortvloeiende existentiële onzekerheid’.
Dik boek
Ian McEwan vroeg zich eens af wanneer een boek het verdient om dik te zijn. Waarna hij een lans brak voor de korte roman en stelde: ‘erg weinig romans verdienen hun lengte’. Wie mij een beetje kent als lezer weet dat ik het hier roerend mee eens ben. Nu ik de laatste tijd weer behoorlijk wat dikke romans heb gelezen ik (ben momenteel ook bezig in McEwans laatste, nogal dikke, Lessen) vind ik deze vraag weer actueel. Zeker bij Alkibiades ben ik er niet zeker van of de roman zijn lengte echt verdient. Het essay van Maxim Februari (144 pagina’s) vind ik bijvoorbeeld vele malen scherper over de democratie dan wat Pfeijffer in Alkibiades erover schrijft. Hierbij besef ik overigens terdege dat het niet helemaal fair is om beide te vergelijken – om meerdere redenen.
Alkibiades beoogt, om maar wat te noemen, geen essay te zijn. Maar dat betekent dat ik niet alleen geïnteresseerd ben of een roman ‘iets te zeggen heeft’, maar dat mijn interesse vooral ook esthetisch is. Maar verdient deze roman zijn lengte? Hoewel ik het boek heb uitgelezen – dat is toch ook al een verdienste van de schrijver – denk ik eigenlijk van niet. Het is onderhoudende roman, zou ik zeggen. Ik heb evenwel de indruk dat Ilja Leonard Pfeijffer meer ambieerde dan onderhouden. In dat opzicht lijkt hij op zijn hoofdpersonage. Beiden streefden naar meer dan ze konden waarmaken. Is dat erg? ‘Falend streven is geen voorbeeld voor de mensheid,’ zegt Alkibiades ergens in de roman. Alkibiades’ vrouw Timandra reageert: ‘Ik ben zo vrij het daarmee oneens te zijn.’
Ilja Leonard Pfeijffer – Alkibiades | gebonden, 944 p. | 1e dr. De Arbeiderspers
Maxim Februari – Doe zelf normaal | hardcover, 144 p. | 2e dr. Prometheus
Wat een knappe recensie.
Mijn al genomen beslissing om ook dit boek van P. niet zelf te lezen wordt hiermee goed onderbouwd. Dank dat jij je er wel doorheen hebt gewerkt.
Avec plaisir. En besteed een beetje van de tijd die je uitspaart vooral aan Februari: niet alleen heel interessant, maar ook nog eens prettig geschreven.