‘Trots en schaamteloos vertoonden de eerste locomotieven in 1825 onbarmhartige kamraderen op hun flanken. Toen waren de vrouwen gepantserd, maar de machines liepen in bikini,’ schreef Willem Frederik Hermans in het gelijknamige essay uit 1974. Het stoort Hermans dat de moderne apparaten niet meer kunnen worden opengemaakt. ‘Schroeven of bouten zijn er niet meer aan te ontdekken. De klinknagel en de puntlas werpen onverbiddelijke barrières op tegen de nieuwsgierigheid van vader en zoon. Meer en meer machines komen zelfs dichtgeplakt onder het publiek en kunnen, als ze defect raken, alleen nog maar worden weggegooid.’ In de decennia sinds Hermans dit schreef heeft deze ontwikkeling zich alleen maar verder doorgezet. Dat is niet alleen een probleem voor de knutselende hobbyvader, maar voor ons allemaal. Hoe groot dat probleem is, en van welke aard, legt Marleen Stikker indringend uit in haar boek Het internet is stuk.
Marleen Stikker is directeur van Waag, een onderzoeksinstituut voor technologie en maatschappij. Vanaf het begin was ze betrokken bij het internet in Nederland, onder andere via De Digitale Stad, een Amsterdams initiatief dat een eerste virtuele stadsgemeenschap vormde. Het eerste deel van Het internet is stuk vormt een korte geschiedenis van internet in Nederland. Stikker had met veel initiatieven iets te maken, maar altijd aan de kant van de hackers die dit onontgonnen green field wilden gebruiken volgens principes van toegankelijkheid, openheid en met waarde voor de gemeenschap. Deze meer idealistische internetpioniers legden het af tegen commerciëler ingestelde types die, bezeten door goudkoorts, het internet koloniseerden voor eigen gewin. We kennen anno 2021 de gevolgen: het ooit zo groene internet is verworden tot een brown field waar maar weinig moois tot bloei kan komen.
Jij bent niet het product
Wat er allemaal mis is met het internet komt in het tweede deel van Het internet is stuk aan bod. Misschien is het nog wel het treurigst dat dit allerminst onverwacht is. Al eind jaren tachtig waarschuwden internetpioniers wat er kon gebeuren als het internet niet goed gereguleerd werd. De vrijheid bleek kwetsbaar voor kwaadwillenden. In een mum van tijd heeft een klein aantal multinationals een monopoliepostitie verkregen voor bepaalde delen van het internet. Hun namen kennen we: Facebook, waar ook Instagram en WhatsApp onder vallen voor sociale media. Google waar het zoeken betreft. Ook voor de rest van het internet trouwens: was eerder Microsofts Internet Explorer dominant als standaard meegeleverde browser bij Windows, nu surft meer dan de helft van Nederland met Google’s Chrome.
Het problematische van deze tech-giganten – Stikkers boek heet niet voor niets Het internet is stuk – zit hem in het verdienmodel. De bedrijven leveren diensten (een browser, een sociaal medium, mail) die je als gebruiker niet hoeft te kopen. Maar je betaalt er wel voor, en inmiddels weet iedereen ook hoe: met je persoonlijke gegevens. Het bekende gezegde luidt dan ook: als iets gratis is, dan ben jij het product. Voor Shosana Zuboff, Harvard-professor, sociaal psycholoog en schrijfster van het boek The Age of Surveillance Capitalism, is dat echter een te optimistische visie. ‘You are not the product; you are the abandoned carcass. The “product” derives from the surplus that is ripped from your life.’
Jezelf kunnen zijn
We dat niet zo veel uitmaakt, wie zegt niets te verbergen te hebben en wie gepersonaliseerde reclame wel handig vindt, heeft het simpelweg mis. Het gaat niet om advertenties toegesneden op jouw interesses. Das war einmal. Wat datahandelaren tegenwoordig met je gegevens doen is veel ingrijpender. Techbedrijven zijn niet alleen bezig om je leven in de gaten te houden, ze proberen er actief in te sturen.
De geroofde data en profielen die ermee worden gemaakt zijn een aanval op het recht om jezelf te kunnen zijn
Met alle verzamelde data claimen handelaren voorspellingen te kunnen doen en bieden deze aan, bijvoorbeeld aan verzekeraars. Deze zijn op hun beurt weer erg blij als ze jou kunnen indelen in een risicoprofiel. De vraag is natuurlijk of het profiel wel klopt. Zijn de algoritmes echt zo geavanceerd dat ze een juiste voorspelling kunnen doen? Niemand die het weet, want de algoritmes zijn niet bekend. Voor de verzekeraar maakt het niet echt uit: als het in 60 procent van de gevallen klopt is het al beter dan een muntje opgooien; voor jou betekent het dat je in 40 procent van de gevallen verkeerd beoordeeld wordt.
Nog een voorbeeld: een datingapp als Tinder maakt ook gebruik van kunstmatige intelligentie om mensen aan elkaar te koppelen die even knap zijn. Dat wil zeggen: door het algoritme als even knap worden beoordeeld – een niet onbelangrijk verschil. Wie een onschuldig wil uitproberen hoe dit soort algoritmes werkt, kan een proefje doen op www.hownormalami.eu. Dit is een website van techcriticus Tijmen Schep, die je uiterlijk een cijfer geeft, maar ook je leeftijd probeert te raden, je bmi en je levensverwachting. Uiteindelijk laat de website zien in hoeverre je van het gemiddelde afwijkt. En daarin schuilt de kern van het probleem. De geroofde data en profielen die ermee worden gemaakt zijn een aanval op het recht om af te wijken, anders te zijn, jezelf te kunnen zijn.
Als je het niet kunt openen…
Een bekend credo in de gemeenschap van makers – Marleen Stikker haalt het vaak aan – luidt: ‘If you can’t open it, you don’t own it.’ Het is misschien niet heel overdreven om te stellen dat je je telefoon bijvoorbeeld alleen maar in bruikleen hebt. Als er iets aan kapot is, kun je het nauwelijks repareren. Bij een iPhone kun je zelf niet eens de batterij vervangen. Toen Microsoft besloot om Windows Mobile (ja, tot mijn tevredenheid had ik die!) niet meer te ondersteunen, moest ik overstappen op een andere telefoon met ander besturingssysteem. Niet ik maar de fabrikant besloot wanneer ik aan een nieuwe telefoon toe was.
Denk nu nog even terug aan Willem Frederik Hermans. Zijn bezwaar tegen de gesloten machines geldt tegenwoordig niet alleen voor je telefoon. Het geldt net zo goed voor de algoritmes en dataprofielen die daarmee worden opgebouwd. Terwijl techbedrijven en datahandelaren allerlei aannames over ons maken, hebben we zelf geen idee wat deze wat deze zijn. Controleren of ze überhaupt kloppen kunnen we niet. Leuk dat je een telefoon met Siri hebt, voice assistant Alexa of welk apparaat ook maar met Android. Het zijn allemaal apparaten die je niet kunt openen, aanpassen, of zelfs maar weet wat ze werkelijk doen. Lees: welke data ze van je verzamelen.
Het lastige is dat we nauwelijks kunnen ontkomen aan het delen van data. De enige manier zo ongeveer is om afgesloten van de rest van de wereld te leven, met een aluminiumhoedje op. Maar dat zou niet zo moeten zijn, betoogt Marleen Stikker. Haar boek Het internet is stuk heeft niet voor niets de ondertitel Maar we kunnen het repareren. In het derde deel van haar boek doet Stikker een aantal voorstellen om het internet beter te maken. Dat wil zeggen: het internet zo vorm te geven dat gebruikers er de vruchten van kunnen plukken zonder dat we op grote schaal worden bespioneerd en bestolen van onze data. Om je stappen te tellen is het namelijk echt niet nodig dat een app al je gegevens doorstuurt bijvoorbeeld.
Nieuwe verdienmodellen
Ik ga niet in op alle oplossingen van Marleen Stikker – lees Het internet is stuk vooral zelf – maar een aantal dingen wil ik niet ongenoemd laten. Ten eerste wijst Stikker naar de verdienmodellen achter het internet als structureel probleem. We kennen de problemen met de fossiele industrie waar private winsten worden gemaakt zonder de maatschappelijke kosten te betalen voor de verwoestende schade die het al het leven op aarde toebrengt – in de economie eufemistisch ‘externaliteiten’ genoemd. Op eenzelfde manier werkt big tech met verdienmodellen waarin winst wordt gemaakt over de rug van de gebruikers.
Stikker zoekt voor alternatieve verdienmodellen aansluiting bij de ideeën van Kate Raworth en haar ‘donut-economie’ waarin niet alleen gekeken wordt naar geld maar ook naar andere zaken van maatschappelijk belang. Een verdienmodel rond commons, of in het Nederlands: de meent, zou bijvoorbeeld een alternatief kunnen zijn. Hierbij dragen gebruikers het gezamenlijk beheer van bronnen. Data zijn dan niet langer het eigendom van techbedrijven, maar kunnen ten goede komen van het publiek.
Deze verdienmodellen konden makkelijk tot stand komen binnen een breder economisch geloof dat innovatie van bedrijven kwam. Overheden zouden maar hinderlijk in de weg staan en moesten vooral terughoudend zijn om de markt te reguleren. Stikker verwijst naar Mariana Mazzucato om te laten zien dat dit een mythe is. Sterker nog: volgens Mazzucato zijn het juist overheden die echt innoverend zijn. Overheden moeten dus een veel sterker regulerende rol spelen ten aanzien van digitale technologie.
Het kan ook anders
Stikker noemt ook een aantal alternatieven voor de gebruiker. Wie niet meer wil dat Google meegluurt met alles wat je doet, kan surfen met Brave, mailen met Protonmail en zoeken met Duckduckgo. Wie niet meer wil dat Zuckerberg je data pikt, kan overstappen van WhatsApp naar Signal. Dat is natuurlijk wat lastiger, want je bent afhankelijk van of je contacten dan ook Signal hebben. Idealiter kies je zelf je app om, net zoals bij e-mail, berichten te kunnen sturen ongeacht welke app de ontvanger heeft. Als ik mij niet vergis werkt Marleen Stikker met de Waag aan zo’n dienst, maar tot die tijd kun je natuurlijk Signal gebruiken voor wie het heeft, en voor anderen WhatsApp behouden.
Het zal geen sinecure worden, maar volgens Marleen Stikker kúnnen we het internet repareren. Van het brown field dat het nu is, wordt het wellicht weer het mooie green field uit de begindagen. Misschien zelfs een heerlijke zonneweide waarin alle apps en algoritmes zich neervlijen, gehuld in niets meer dan een bikini.
Marleen Stikker – Het internet is stuk. Maar we kunnen het repareren | luisterboek, voorgelezen door Marleen Stikker | De Geus