Ilja Leonard Pfeijffer stapte in 2009 op de fiets om van Leiden naar Rome te fietsen. Onderweg werd hij verliefd op Genua. Prachtige stad zonder dat het een openluchtmuseum is geworden en daarmee is Genua een uitzondering op andere mooie Italiaanse steden. Het is een stad die geleefd wordt, vertelde Pfeiffer in gesprek met Wim Brands. Hij kwam bijna in de verleiding om het woord authenticiteit te gebruiken – kun je nagaan. Zijn leven in Leiden werd te comfortabel, te makkelijk. Met zijn vriendin besloot hij te emigreren. Genua werd zijn nieuwe woonplaats. Hetzelfde Genua waar Pfeijffers roman La superba zich afspeelt.
Genua, La Superba
In deze roman komen we een Nederlandse schrijver/dichter tegen. Vaak zit hij op het terras van de Bar met de Spiegels te schrijven. En natuurlijk zit hij ook, via die spiegels, te kijken naar ‘het mooiste meisje van Genua’ dat daar werkt. ‘Zij is gemaakt van ander spul dan meisjes: hetzelfde spul waarvan glimlachjes zijn gemaakt, ontroering en zomerdagen. Zij hoeft alleen maar te bestaan om mij gelukkig te maken (…).’ Het mooiste meisje met laarzen, dan een hele tijd niets en dan een heel kort rokje. Italiaanse meisjes, lekker in de sole op een terras, negroni drinkend met stuzzichini. Je zou haast denken dat het een dolce vita is, ware het niet dat Pfeiffers romans zich doorgaans niet op het eerste gezicht laten kennen. Bovendien, we zijn niet aan de kust van Amalfi (zie Pfeijffers eerdere roman Het ware leven), maar in Genua. ‘Dit is Afrika,’ zoals het personage Cinzia Ilja Leonardo de les leest.
En heb je al opgeschreven dat de oude bijnaam van deze stad La Superba is? Vast wel. En je hebt daar vast ook al wel een literaire draai aan gegeven. Jij begrijpt toch alles, jij, Leonardo? Laat me raden. Het betekent zowel super als overmoedig, mooi en trots, aanlokkelijk en ongenaakbaar.
Genua, mooie stad. Ik ben er geweest. Lekker gegeten ook, trouwens. Ik heb de stad bezocht als een toerist, zoals de andere toeristen worden beschreven in La superba – ja, natuurlijk ook naar het aquarium geweest. Maar behalve het veilige Genua dat de toeristen kennen is er een ander Genua. De stad met steegjes als een labyrint. Zelfs de Genuezen verdwalen er: ‘Je hoeft maar even vermoeid tegen een muurtje aan te leunen om ongewild een nieuwe doorgang te creëren, een toevallige steeg die je even een nacht naar jezelf mag noemen alvorens alles begint te schuiven.’ En dan zijn er ook nog de gevaarlijke buurten waar de immigranten uit Noord-Afrika de baas zijn en travestiete prostitués in de steegjes hun klanten opwachten.
Schijn
Even tussendoor: in La superba komt het mooiste woord voor. Het mooiste woord dat er bestaat, niet alleen in het Italiaans, maar in alle talen.
Zo formuleerde ik het. In eerste instantie uiteraard als stijlfiguur, gepenseeld met die grove sprezzatura die mijn schrijven zo kenmerkt. Maar in tweede instantie is het nog waar ook.
Sprezzatura, alleen Italianen hebben daar natuurlijk één woord voor, waar alle anderen zich moeten behelpen met omschrijvingen: de nonchalance om het genie te verhullen en het te doen lijken alsof dat wat je zegt of doet eigenlijk geen moeite kost. Ogenschijnlijke eenvoud.
Het is ook precies de schijn waar het in deze roman om gaat. Het leven van Don bijvoorbeeld is niets dan schijn. Don, professor Engels, doet de hele dag niets anders dan gin tonic drinken in een bar en zijn spannende levensverhaal vertellen. Hij heeft in het leger gezeten, was hoogleraar in Cambridge, werkte voor het Britse geheime dienst, maar zijn fortuin is hij kwijt geraakt toen de Barings Bank failliet ging. En nu drinkt hij gin tonic, hij drinkt zich dood. En na zijn overlijden komt de onthulling:
Hij was een levende legende en het zal voor de stad moeilijk zijn om eraan te wennen dat hij nu een legende is. Hij had zichzelf glimlachend achter zijn zonnebril doodgedronken en schaterlachend had hij daar een levensverhaal bij verzonnen. De schooier. De drunken bastard. Hij had ons allemaal doen verdwalen in zijn fantasie.
Niets van zijn levensverhaal was waar, maar zijn vrienden en iedereen die ernaar luisterde wilde geloven in deze mooie fictie. ‘Hij was de meest geliefde immigrant’. En zoals de Genuezen in de mooie verhalen van Don geloven, zo geloven de Afrikanen in de fictie van het succes na emigratie naar Europa. Na een barre tocht op zee spoelen ze aan op Lampedusa en zijn ze in Italië, Europa.
Met geleend geld kopen ze een nagemaakte rolex en voeren een theaterstuk op. Geleend geld sturen ze af en toe naar huis. Zo blijft het geloof bij de achterblijvers in stand en blijven er nieuwe immigranten komen. En niemand die de waarheid kan vertellen: ze zouden de eerste zijn en de schande van de familie, die ook schulden heeft gemaakt om de overtocht te betalen.
Identiteit is altijd een verzinsel, een constructie die gebaseerd is op het beeld dat iemand heeft van wat anderen van hem denken.
Een enkeling heeft wat onderbetaald werk en de meeste Afrikaanse immigranten wonen met velen in een klein kamertje tussen de ratten. De stad en de Genuezen keren zich af van de immigranten – trots en ongenaakbaar. Maar door welke verhalen gingen de Italianen zelf massaal vanuit Genua op de boot naar La Merica, het land waar je rijk kon worden?
Spiegels
Het leven van de rozenverkopers op straat staat in schril contrast met het leven van Ilja Leonardo. Gaan zij van zuid naar noord, Ilja Leonardo spiegelt deze beweging: hij is immigrant uit het noorden met genoeg geld om te kunnen leven. Het personage Ilja Leonardo, een afspiegeling van de schrijver van La superba. Behalve deze twee en de eerder al genoemde bar zijn er nog veel meer spiegels in deze roman. Mooi gevonden trouwens, die spiegel. Het beeld in de spiegel is een fictief beeld van de werkelijkheid: het bestaat niet echt. En daarbij: het beeld is net anders. Voor en achter zijn omgekeerd ten opzichte van de werkelijkheid; de meeste mensen zien het alsof links en rechts zijn omgedraaid. Is het mogelijk om, zo gedesoriënteerd, niet te verdwalen?
Maar geeft een spiegel wel de werkelijkheid weer? Of voegt de werkelijkheid zich naar het spiegelbeeld, de fictie? Voor de kennissen van Don wás hij een professor Engels, niet een dronken schooier. ‘Identiteit is altijd een verzinsel, een constructie die gebaseerd is op het beeld dat iemand heeft van wat anderen van hem denken.’
Echt of verzonnen, in Pfeiffers wereld lijken die in elkaar over te lopen. Zijn proza is zelfbewust en zijn personages zo mogelijk nog meer. De roman wordt verteld als een verslag van gebeurtenissen, maar de schrijver verzekert zijn lezer dat hij het nooit zal uitwerken tot een roman. Personages die zich bemoeien met de schrijver en willen weten hoe ze in de roman terecht zullen komen – dat werk. Echt of verzonnen, wat is het verschil?
‘Er zijn mensen die beweren dat ik ben verzonnen. Maar dat kun je van iedereen wel zeggen. Zoals de man in zijn makelaarspak die ik vanochtend zag lopen zichzelf in een makelaarspak heeft verzonnen en zoals de politicus die ik gisteravond op televisie zag in samenspraak met zijn adviseurs en spindoctors zijn authentieke uitstraling heeft verzonnen die het zo goed doet bij de kiezers, zo heb ik mijzelf verzonnen.’
En Ilja Leonardo zal zichzelf ook verzinnen. Het hoogste, leert hij, is samen te vallen met de fantasie van zijn minnares. Nog meer dan hij al deed, verdwaalt hij in het labyrint van zijn fantasie. Samenvallen met je fantasie, ogenschijnlijk is het een manier om de werkelijkheid te lijf te gaan. Maar onder de oppervlakte blijft ze aanwezig, duisterder dan je op het eerste gezicht vermoedt.
‘Kijk eens in de spiegel? Wat zie je?’
Ilja Leonard Pfeiffer – La superba
paperback met flappen, 348p.
1e dr. De Arbeiderspers