Hét boek van 2012 is toch wel De late jaren 1975 – 2006, deel 3 van de Reve-biografie. Niet zozeer omdat het het beste boek van afgelopen jaar was –er zijn meerdere boeken die daarvoor in aanmerking komen- , maar wel omdat er zo naar uitgekeken werd. De publicatie heeft enige jaren vertraging opgelopen door conflicten met Reve’s erfgenaam Joop Schafthuizen. In hoger beroep bepaalde de rechter dat het boek toch mocht verschijnen (zij het in gecensureerde vorm) en eind oktober lag het ineens in de winkel. Eindelijk is de biografie compleet, meer dan 2000 pagina’s lang.
Biograaf Nop Maas had zich tot doel gesteld om het leven van Reve zo nauwgezet mogelijk in kaart te brengen. Hij schotelt zijn lezers een indrukwekkende hoeveelheid feiten en feitjes voor over het doen en laten van Reve. Deze aanpak heeft veel prachtigs opgeleverd, maar is niet geheel vrij van kritiek gebleven. Misschien was het namelijk wel een beetje te veel van het goede en had Maas iets kritischer moeten zijn in zijn selectie. Zo kun je je afvragen of het noemen van die ene auto-inbraak nu echt een beter inzicht geeft in het leven en werk van de schrijver.
Wat bij dit derde deel in het oog springt is de censuur. Op plaatsen waar geldbedragen genoemd worden, maar ook bij sommige andere passages uit Reve’s brieven, staan ***. Schafthuizen heeft zo bepaald en dat is erg jammer. In sommige gevallen lijkt het toch wel erg op het pesten van de lezer: in de biografie staat het geld bedrag niet, maar in een eerdere publicatie kun je het dan wel weer terugzoeken (misschien destijds over het hoofd gezien?).
Maar ik ben erg benieuwd naar de voorschotten die Reve kreeg, de jaarafrekeningen en welk honorarium de schrijver vroeg voor een interview. Geen ander auteur heeft zo gespeeld met de commercie als Reve. En dat heeft hem geen windeieren gelegd. Toch lees je in dit derde deel ook over de brievenboeken die maar niet verkocht worden. Het maakt mij nieuwsgierig aan welk werk Reve goed verdiend heeft. Want naast de boeken die hij in deze jaren schreef, waren er natuurlijk ook de oude titels. Welke werden het meest verkocht? Kon hij ondanks slechte verkoop van zijn werk bij een nieuw boek toch weer een royaal voorschot krijgen?
Daarnaast waren er andere inkomsten: interviews, filmrechten en natuurlijk de verkoop van correspondenties, handschriften en andere archiefstukken: het antiquariaat Kunstzaal Joop Schafthuizen deed zijn intrede. In plaats van hierover te klagen – meermalen wordt aangehaald dat Reve en Schafthuizen voor ‘roverspaar’ zijn uitgemaakt – en te benadrukken dat zijn latere werk niet zo goed meer was, lijkt het me interessanter om deze kant te bestuderen en inzicht te krijgen in de commerciële kant van Reve’s schrijverschap, want het is een essentieel onderdeel ervan. Het is jammer dat deze kant niet echt uit de verf komt in de biografie.
Maas citeert ook veelvuldig uit de brieven van Reve – traditioneel een belangrijke bron voor biografen. Naar mijn smaak een beetje te veel, want hij onderbreekt zijn eigen verhaal er steeds mee. Natuurlijk wil Maas Reve zelf aan het woord laten, maar de schrijver is ook niet altijd briljant. Bovendien had Maas denk ik iets van de censuur kunnen omzeilen door dan toch niet het bedrag te noemen maar een indicatie van de hoogte te geven.
En verder nog dit: bij Reve is een brief niet zomaar een brief. Brieven maken een wezenlijk deel uit van zijn oeuvre. Natuurlijk geldt dit voor de brieven die gepubliceerd zijn. Maar ook van de niet-gepubliceerde brieven is het de vraag of ze direct zicht op Reve geven. Hij geeft er in zijn brieven blijk van dat hij ze eventueel kán publiceren en ik vraag me hierbij af in hoeverre Reve zich dan een houding aanmeet. Als hij dat inderdaad doet, is dat weer interessant om te laten zien, maar dat doet Maas ook niet. Dit maakt de brief tot een interessant geval voor Reve’s biografie. Maas ziet ze vooral al historisch document –wat het zeker ook is- maar laat na om ook de andere kanten van de brief te belichten.
Wat zeggen de brieven over Reve als schrijver? De biografie kan met name interessant worden op de momenten dat die dieper inzicht geven in het schrijverschap van Reve. Maas eindigt de zeer omvangrijke biografie met vier pagina’s interpretatie, een overkoepelende visie op Reve. Natuurlijk, hij had al vooraf aangekondigd dat hij voornamelijk zo veel mogelijk gegevens zou verzamelen die nu nog traceerbaar zijn. Daar lag ook nog de vooronderstelling aan ten grondslag dat een samenvattende of interpretatieve biografie geen recht zou doen aan de gebiografeerde, omdat het leven nu eenmaal versplinterd is. Dat is natuurlijk ook een beetje zo, maar aan de andere kant is er ook niemand die verwacht dat zo’n biografie definitief en allesomvattend is. Uiteindelijk heeft de biografie er toch wel onder te lijden dat Maas, toch zo ongeveer de grootste kenner van Reve’s leven en werk, zich niet al te veel wil uitspreken over Reve. Want hoe beperkt en subjectief het ook moge zijn, op de visie van Maas zat ik toch wel te wachten.