‘Reading is a majority skill but a minority art,’ schrijft Julian Barnes. Dit is toepasselijk voor Hoe lees ik? van Lidewijde Paris. Want iedereen kan een boek lezen, maar het doorgronden ervan, het begrijpen wat een auteur ermee bedoeld heeft, is nog niet zo gemakkelijk. Kennis van hoe verhalen in elkaar zitten, helpt daarbij. Met Hoe lees ik? maakt Paris deze kennis toegankelijk voor de gewone lezer, zonder te vervallen in droge analyses. Het is een prettig geschreven gids vol handvatten om meer uit boeken te halen met mooie voorbeelden uit moderne verhalen en klassieke romans.
Lidewijde Paris (1962) is ruim 25 jaar actief in het boekenvak, onder andere als boekverkoper, journalist, redacteur en uitgever. Haar leeservaring en enthousiasme voor fictie wil ze met een groter publiek delen in Hoe lees ik? In drie delen bespreekt ze een aantal literaire middelen die schrijvers inzetten om hun verhaal te vertellen. Basisbegrippen als motief, thema, perspectief en verteller komen aan bod in het eerste deel.
Ook gaat ze in dit deel in op het verteltempo en hoe een auteur spanning creëert: welke passages worden uitgebreid verteld en aan welke zaken besteedt de verteller nauwelijks aandacht? Het fijne aan Hoe lees ik? is dat Lidewijde Paris niet alleen op dit soort begrippen ingaat omwille van de analyse, maar juist laat zien hoe je daardoor als lezer bij het verhaal betrokken raakt of hoe je daardoor de betekenis van een verhaal kunt duiden.
Na het eerste deel dat vooral over de structuur van verhalen gaat, bespreekt Paris in het tweede deel de meer of minder expliciete stijlelementen, de ‘toeters en bellen’, zoals ze het zelf noemt. Denk onder andere aan beeldspraak en symboliek. In het derde deel gaat het om de context van de literatuur. Hierbij bespreekt ze opvattingen over hoe literatuur eruit zou moeten zien en wat de functie ervan is. Terecht benadrukt Paris dat niet alleen schrijvers hier ideeën over hebben, maar lezers net zo goed.
Verder gaat ze in op het referentiekader van de lezer. Omdat iedere lezer zijn eigen opvattingen en referentiekader heeft, leest iedereen ook anders en vindt iedereen andere dingen opvallend aan een verhaal. En dat is prima. Herhaaldelijk benadrukt Paris dat het gaat om mogelijke leeswijzen; er is geen goed of fout: ‘Overigens vind ik dat iedereen mag lezen zoals hij of zij wil. Wil hij lezen om geraakt te worden, om troost te vinden of even met het hoofd bij andere dingen te zijn: geweldig! Maar misschien brengt mijn visie nieuwe leesideeën of -mogelijkheden.’
Breed publiek
Met dit boek heeft Paris duidelijk een introductie willen geven tot de verhaalanalyse. Ze maakt de begrippen op toegankelijke wijze duidelijk en ze maakt daarbij steeds gebruik van sprekende voorbeelden, van Max Havelaar tot De Da Vinci Code. Uiteraard kan ze hierin niet volledig zijn, maar af en toe versimpelt ze iets te veel.
Met de betrouwbaarheid van de verteller zit het bijvoorbeeld iets ingewikkelder dan Paris het hier doet voorkomen. Ze omschrijft de onbetrouwbare verteller als: ‘degene die mij het verhaal vertelt, vertelt niet alles’. Maar bij het beoordelen van hoe betrouwbaar een verteller is, gaat de lezer niet alleen uit van volledigheid van het vertelde, maar juist ook van zijn eigen normen, waarden en verwachtingen. Het is slechts een kleine kanttekening bij een prima inleiding.
Door de opbouw legt Hoe lees ik? niet alleen goed uit, maar heeft het ook een instructief karakter. Paris introduceert een bepaald begrip, geeft een romanfragment of kort verhaal en licht vervolgens toe hoe je met het besproken begrip betekenis kunt geven aan het verhaal. Vaak spoort ze haar lezers expliciet aan om bij het lezen van de voorbeeldfragmenten bewust te letten op de besproken literaire middelen:
Lees en probeer uit te vinden wat voor perspectief en verteller hij heeft gekozen. Waar en wanneer krijg je signalen ‘waar het eigenlijk over gaat’? En bij wie ligt je sympathie? Wie heeft gelijk?
Op die manier kan iedereen zijn eigen lezing vergelijken met die van Lidewijde Paris. Dit maakt Hoe lees ik? ook interessant voor geschoolde lezers voor wie de uitleg van de literaire begrippen niet per se nodig is. Voor hen ligt de waarde in de uitwerking van Paris’ lezing. Zo heeft dit boek wat te bieden voor een breed publiek, maar de focus ligt toch vooral op de gewone lezer zonder voorkennis van de structuur en de ‘toeters en bellen’ van literatuur.
Maar gaat al die analyse niet ten koste van het gewone leesplezier? Integendeel, stelt Paris: ‘een schrijver die zo veel moeite heeft gedaan mij niet rechttoe rechtaan iets over te brengen, verdient het dat ik op onderzoek uit ga naar zijn aanwijzingen. Het mag wat training vergen om een natuurlijke artistieke argwaan te ontwikkelen, maar als die er is, wordt een tekst steeds rijker.’ Juist door zich op de gewone lezer te richten is Hoe lees ik? een ideale gids voor iedereen die het lezen tot kunst wil verheffen.
Lidewijde Paris - Hoe lees ik? | paperback 288p. | 1e dr. Nieuw Amsterdam