‘Het liefst dreef ik op mijn rug, zodat mijn oren zich net onder de waterspiegel bevonden en het gillen van andere kinderen werd gedempt in de stilte van de onderwaterwereld.’ De hoofdpersoon in Nachtschade, de debuutroman van Emma Laura Schouten, beschrijft hoe ze ‘s zomers in het duinmeer drijft. Mooi beeld. Dit staat in het begin van de roman en hoe langer je leest, hoe meer je begrijpt dat de hoofdpersoon behoefte heeft aan een leven ‘gedempt in stilte’. Ze lijdt aan migraine, welks aanvallen haar dwingen om dagen door te brengen in ‘tussentijd’ met de gordijnen gesloten – ook het licht moet gedempt.
In Nachtschade heeft migraine een naam gekregen: Antaura.
De oud-Griekse migrainedemon is een zeewezen. Antaura verrijst uit de golven. Een sirene, een duivelin, een zeewind die naar het land snelt om burlend als een hert, brullend als een stier, de helft van je hoofd te bestormen. Artemis – godin van de jacht, de vrouwen, de maan, heerseres van het wild – verbande haar naar de bergen, waar Antaura in de kop van een wilde stier zetelde. Ze at zijn vlees, dronk zijn bloed, verblindde zijn ogen, verduisterde zijn geest, ziedend en kronkelend. Daar moest ze blijven. Artemis waarschuwde haar: als je niet gehoorzaamt, zal ik je op die brandende berg vernietigen, daar waar geen hond blaft en geen haan kraait.
Wie mijn stukken vaker leest, weet dat stijl voor mij alles is. Lees deze alinea hardop en luister. Wat goed geschreven dit! Klank en ritme in zinvol verband.
Vignetten van vrouwen
De hoofdpersoon van Nachtschade – een naam krijgt ze niet – reist naar Engeland om meer te weten te komen over de zeventiende-eeuwse filosofe Anne Finch Conway. Ze maakt jacht op andere vrouwen uit het verleden die geplaagd werden door Antaura. Zo wordt het verhaal regelmatig onderbroken door vignetten over deze vrouwen, zoals Joan Didion, Susan Sontag, Virginia Woolf, Emily Dickinson of Hildegard von Bingen. Van deze laatste, een twaalfde-eeuwse benedictijnse abdis, schrijfster, mysticus en filosofe is een woordenlijst opgenomen van haar Lingua Ignota. Op basis daarvan vormde Emma Laura Schouten het woord voor hoofdpijn: hoilblinchsia, een samenstelling van de woorden voor ‘hoofd’ en ‘pikhouweel’.Een van de mooie dingen van Nachtschade – naast de stijl – is dat Emma Laura Schouten taal vindt om de ervaring van migraine te beschrijven. Wat het kan veroorzaken: een zure citrusvrucht, een vleug nootmuskaat, flitsend licht. De eerste aankondiging: een tintelend gevoel achter het linkeroog. In Londen besluit de ik-figuur een ander museum te bezoeken dan gepland. Het eerste is te druk, te vol, te lawaaiig. Het zijn dingen waar ik nooit bij stil hoef te staan. Een aanval zelf: ‘Eerst begon steevast het kloppen van de poltergeist, voor Antaura haar trukendoos opent wil ze zeker weten dat het publiek op het puntje van zijn stoel zit.’ Daarna desoriëntatie, een omgeving die vastigheid verliest en het gevoel dat alles veel zwaarder is. Gordijnen gesloten, donker. Overgeven.
‘Een band omwond mijn hoofd, kon bijna miskend worden als liefkozing, tot de band door een onzichtbare hand werd strakgetrokken.
De pijn werd vloeibaar, bereikte alle hoeken van mijzelf en liep daarna over, de kamer in, vulde alles op zodat ik niet meer bij het besef kon dat dit tijdelijk was.’
Afkijkmateriaal
Natuurlijk is Nachtschade een roman over migraine, maar uiteindelijk gaat het om de vraag, denk ik, hoe te leven. Makkelijk valt dat de hoofdpersoon niet – ook los van de migraine. Haar tactiek in het leven van jongs af aan is de kunst van anderen afkijken. ‘Voor de spiegel oefende ik urenlang de trekjes die anderen zo ontwapenend menselijk maakten, een scheve glimlach, een knipper-tic, een wijsvinger die naar de duim buigt om daar aan de nagelriem te peuteren. Ik probeerde ze uit, ging na of ze me stonden, of ik ze kon toevoegen aan mijn repertoire van achteloze menselijkheid. Zonder afkijkmateriaal wist ik niet hoe te leven.’ Ook is ze nogal gevoelig en kleine dingen raken haar meer dan ze de meeste anderen zouden doen. Wanneer iemand haar naam verkeerd uitspreekt, heeft ze het gevoel dat er een ‘onaanwijsbaar stukje’ van haar oplost – je gunt zo iemand een wat sterker harnas voor het leven.In Londen betrekt ze een kamer in een huis met andere studenten. De ruimte is al niet groot, maar na verloop van tijd begint ze de kamer kleiner te maken. Van haar werk neemt ze pakken kopieerpapier mee waarmee ze een muur bouwt. Meer en meer verschanst ze zich in haar kamer achter de witte pakken papier. Het geeft mooi haar neiging weer om weinig ruimte in te nemen. Om de kans op contact met huisgenoten verder te verkleinen begint ze een ander leefritme erop na te houden. En wanneer de mogelijkheid zich voordoet, verlaat ze de kamer en gaat ze elders in een souterrain wonen. Boven de deur, zo dacht ik, had het opschrift van Dante’s hellepoort niet misstaan: per me si va ne la città dolente. Half onder de grond en in het duister vormt het een goede plek om in tussentijd migraineaanvallen te doorstaan.
Niet alleen de migraine moet buiten beeld blijven, kennelijk ook de rest van haar leven. Ik kreeg een associatie met Ralph Ellisons invisible man: ook hij woont onder de grond. En ook hij heeft geen naam.
Klimop
Afkijkmateriaal is ook het leven van de andere vrouwen naar wie de hoofdpersoon onderzoek doet. Alsof in die levens een houvast te vinden is. Ze wil het originele handschrift zien omdat ze de échte Anne Finch Conway wil leren kennen. ‘Anne de mens, Anne de jonge vrouw zoals zij echt was, niet zoals anderen haar hadden gecureerd.’ Niet de Anne die moet voldoen aan de wensen van anderen, goed en mooi afgeschilderd. Dat de hoofdpersoon daarmee zelf ook verwachtingen heeft waar Anne Finch Conway aan moet voldoen, beseft ze niet wanneer ze zich in de leeszaal over de handschriften buigt.Later realiseert de hoofdpersoon zich wel dat haar queeste naïef was. Het betekent immers een reductie van een heel leven tot één kenmerk, in dit geval Antaura. Dat geldt niet alleen voor haar voorgangers, ook voor haarzelf. Ze is niet alléén Antaura, al is de migraine een onvervreemdbaar onderdeel van haar geworden. Emma Laura Schouten beschrijft het mooi: ‘Antaura (…) nestelde zich in mij en groeide als klimop langs de wanden van mijn persoonlijkheid, tastte de mortel tussen de richels aan zodat mijn karakter poreus werd. Ik wist niet meer welke scheuren er altijd geweest waren of welke hoe dan ook hun intrede hadden gedaan, als Antaura me nooit had bezeten.’
De levens van Anne Finch Conway, Joan Didion, Hildegard von Bingen en alle anderen zijn meer dan slechts afkijkmateriaal. Hun individuele ervaringen zijn niet te generaliseren. ‘Niets was zo individueel als pijn, of het vooruitzicht daarvan,’ lees ik tegen het einde van de roman. En zo is het, volgens mij. Ook Nachtschade is meer dan een verhaal dat iemand tot voorbeeld kan zijn. Het toont de tussentijd en werpt een – gedempt – licht op wat normaal in de duisternis achter gesloten gordijnen blijft. En laat daarmee iets zien van een individueel leven. Maar bovenal is het een erg goed geschreven roman.
Zie ook de auteurspagina van Emma Laura Schouten.
Emma Laura Schouten – Nachtschade | paperback, 280 p. | 1e dr. Van Oorschot