‘“Ze dumpen hun dromen voor je voeten als offerandes en jij moet op je tenen lopen om ze niet te vertrappen. Een goede leraar vindt dat niet eens erg, die vindt dat nog leuk ook, een leraar zoals Peter of Geke…’” Wiskundeleraar Ludo legt beginnend docent Josie uit hoe het zit in het onderwijs. Strikt genomen zou je Josie niet eens beginnend docent moeten noemen. De tweeëndertigjarige Josie zegde haar baan als data-engineer op om als docent aan de slag te gaan. Geen ervaring, geen opleiding: ze is de onbevoegde docent waar je in de krant zo vaak over leest als het gaat om de crisis in het onderwijs. De droomfabriek van Gerwin van der Werf vertelt hoe het Josie de eerste maanden voor de klas vergaat: een roman over kansengelijkheid, onderwijs en grensoverschrijdend gedrag.
De school waar Josie Cruquius werkt, is niet bepaald de makkelijkste. Het is een vmbo-school in Wijk, een plaatsje dat wat Velsenachtig aandoet: een dorpje onder de rook van een staalfabriek die de omwonenden ziek maakt en waarvan het goede noordelijke deel (‘het kakkersparadijs’ waar Josie vandaan komt) en het slechtere zuidelijk deel (waar de school staat) worden gescheiden door een kanaal. Op ‘moeilijke’ scholen zijn de leraartekorten nog hoger dan elders, en zo ook op deze school in De droomfabriek: na het sollicitatiegesprek kan Josie meteen de volgende dag beginnen.
Klas 3A
Gerwin van der Werf is behalve schrijver ook recensent voor Trouw en docent muziek. Met name dat laatste is de merken. De Droomfabriek kun je een echte onderwijsroman noemen. Mooi weet hij het soms idiote onderwijsjargon achteloos te laten vallen, zoals ‘zaakvakken’, waarover nieuweling Josie zich kan verbazen. En de andere docenten op school zijn typische figuren die je op een school kunt tegenkomen. Zo is er de oude conciërge Brammert die al zijn hele leven op de school rondloopt, afdelingsleider Peter die elk kind alle kansen wil geven, de licht cynische Ludo die weinig puf kan opbrengen voor een zoveelste inspiratiedag, maar ondertussen wel een groot hart heeft voor zijn leerlingen, en de moederende Geke Goedertier (zo omineus hoeven namen nou ook weer niet).
Ook weet Van der Werf de leerlingen overtuigend neer te zetten met wat ze doen en hoe ze praten. Wanneer klas 3A het lokaal binnenkomt:
‘Hé mevrouw, dit is Amir, hij is Marokkaan, hij is nu al kapot verliefd op u.’
‘Houd je bek.’
‘Sick, we hebben een rooie voor wiskunde.’
‘Echt hè, een vuurtoren.’
‘Doe niet zo lullig, ze is best knap.’
‘Aaaah, ze is oud man.’
‘Hoe oud bent u? Bent u getrouwd?’
‘Heeft u wel eens geblowd?’
‘Gaan we wat leuks doen mevrouw?’
‘Het is hier fokking warm mevrouw, ik ga hier echt niet zitten.’
‘Gatverdamme, het stinkt hier.’
‘Jij stinkt zelf gast, jij hebt zeker een dampoe gelaten.’
‘Hebben we buiten les? Wij gaan hier niet zitten hoor.’
‘Wiskunde is echt zooo kut.’
De chaos in de les die op deze binnenkomst volgt wordt mooi beschreven. Josie weet zich totaal geen raad met een stel derdeklassers en ook zonder dat ze er al op uit zijn om haar als nieuwe docent te testen heeft ze totaal geen controle. Ze heeft geen autoriteit bij de klas en van lesgeven komt het niet meer. Deze eerste les niet en ook in de lessen die volgen lukt het haar niet. Met Josie staat er iemand voor de klas, maar daar is ook alles mee gezegd. De kinderen krijgen geen fatsoenlijk onderwijs, waarmee de kloof tussen kansrijke en kansarme kinderen alleen maar groter wordt.
Onderwijsroman
De droomfabriek is niet – of niet alleen – een onderwijsroman vanwege de plaats van handeling of de lessen van Josie. Van der Werf maakt via de ervaren docenten Geke en Ludo een aantal problemen in het onderwijs duidelijk. Josie voelt zich veel te onvoorbereid in het diepe gegooid en uit eigen ervaring kan ik zeggen dat dat ook zo is. Geke legt uit dat afdelingsleider niet anders kon, omdat hij nu eenmaal een docent moet hebben omdat de leerlingen hun urennorm moeten halen van de inspectie. En dat is natuurlijk ook zo, maar het is in de praktijk vrees ik ook de oorzaak van wat het lerarenlek heet: docenten die het onderwijs verlaten. Zeker onder starters is de uitval hoog: EenVandaag meldde twee jaar geleden dat bijna een derde van de startende leraren binnen vijf jaar stopt. Volgens Tamar van Gelder, voorzitter van de AOb, komt dat, naast werkdruk, doordat ze niet goed worden begeleid. ‘Je moet beginners niet zomaar voor een groep gooien.’
Toch gaat De droomfabriek ergens anders over. Onderwijs en kansen vormen de achtergrond voor een verhaal over grenzen, en de overschrijding daarvan. Vanaf de eerste pagina’s voel je al dat er wat staat te gebeuren tussen Josie en leerling Carmen. Ze is een meisje van bijna zestien, brutaal en meer geïnteresseerd in haar instagramaccount met zestigduizend volgers dan in school. Waar het verhaal precies naartoe gaat, weet je nog niet, maar het moet natuurlijk wel ergens fout gaan. Daarin zit de spanningsboog van de roman. Na een confrontatie in de klas gaat Josie bij Carmen thuis langs om te praten. Niet veel later vraagt Carmen om bijles. Maar dat moet dan wel bij Josie thuis. Onder het mom van ‘Hier op het Wijcker gaan we net wat verder in de begeleiding van leerlingen’ stemt Josie in.
Grenzen over
Met deze ontwikkelingen doet Van der Werf overigens wel een erg groot beroep op je willing suspension of disbelief. Bij de eerste kleine grensoverschrijdingen kun je nog denken dat het de naïviteit van de jonge docent is, maar al snel gaat het zo ver dat daar echt geen sprake meer van kan zijn. Het wordt wel erg bont als ook de collega’s goedkeuren wat Josie doet. Wanneer Josie aan Geke vertelt dat ze samen met Carmen is gaan winkelen, vindt Geke dat lief van haar. Ze zegt het wat aarzelend, maar een fermer terechtwijzing over dat Josie niet alle sores voor Carmen hoeft, kan – en misschien ook wel: moet – oplossen had niet misstaan.
Bij winkelen blijft het niet. Steeds verder grenzen gaan Josie en Carmen over. Van der Werf speelt hier slim met de focalisatie: je maakt het verhaal mee via de beleving van Josie. Dat maakt dit verhaal veel verontrustender dan ik in eerste instantie dacht. Want wie overschrijdt wiens grenzen? Carmen die van Josie, door zichzelf min of meer bij haar thuis uit te nodigen voor bijles? Speelt ze, manipulatief als ze ook is, in op het verlangen naar liefde van haar emotioneel gebutste docent (tja, afwezige ouders)? Of maakt Josie misbruik van de kwetsbaarheid van een jong meisje dat in haar wiskundedocent een mogelijkheid ziet voor een betere toekomst? Net zoals Carmen haar klasgenoot aftrekt in ruil voor mooie foto’s voor haar instagramaccount? Ik neig toch iets meer naar een lezing die van De droomfabriek een #metoo-boek maakt.
Dromen najagen
Het boek eindigt met een – niet geheel noodzakelijk – naschrift waarin kond wordt gedaan van hoe het de leerlingen is vergaan na school, al verzekert het de lezer ook dat het vrij staat om andere toekomsten te bedenken voor de personages. ‘In fictie is alles mogelijk. Net als in het onderwijs, als we kinderen een kans geven, en een tweede, en een derde.’
Een school als droomfabriek – maar hoe maak je die dan, dromen? Wanneer Josie nog niet zo lang op de school werkt, fietst ze een een keer naar de troosteloze staalfabriek. Daar denkt ze aan de toekomst van leerlingen en welke rol school daarin speelt. ‘Dromen najagen begint met je kop houden en huiswerk maken. Alleen docenten weten hoe je dromen najaagt, wij hebben de handleiding, kijk naar ons, wij hebben immers zelf onze dromen verwezenlijkt, het heeft ons hier gebracht, wat een succes, en nu mogen we de baas over jullie spelen!’
Het is een makkelijke, cynische gedachte: de leraar als sukkel die te weinig kwaliteit heeft om iets anders te doen dan lesgeven. Maar die leerlingen wel klein houdt met stomme opdrachten waar ze in de rest van hun leven niets meer aan hebben. En toch denk ik dat er in deze gedachte een kern van waarheid zit. Natuurlijk kun je kritiek hebben op de individuele docent, of het onderwijssysteem. Maar dromen, iets willen, begint volgens mij wel met iets willen leren. En daar moeite voor willen doen.
Gerwin van der Werf – De droomfabriek | paperback, 288 p. | 2e dr. Atlas Contact