‘Hörbücher verkaufen sich so gut wie noch nie,’ schreef de Frankfurter Algemeine Zeitung onlangs. ‘2014 wurden in Deutschland 14,3 Millionen CDs verkauft, ein Rekordergebnis, obwohl seit Jahren auch die Zahl der Downloads steigt. Noch immer werden 80 Prozent aller Hörbücher hierzulande in physischer Form gekauft, 20 Prozent in digitaler Form. Der Anteil der Hörbücher am Buchmarkt wächst kontinuierlich, im vergangenen Jahr betrug er 4,2 Prozent.’ Ook ik luisterde onlangs naar twee boeken: De inscheper en Julia, beide voorgelezen door auteur Otto de Kat zelf.
De juiste manier van voorlezen
In de Frankfurter Algemeine wordt tijdsbesparing gezien als een van de factoren die bijdragen aan het succes. En inderdaad, voor mij speelde dat in dit geval ook een rol bij de keuze tussen zelf lezen of luisteren. Onderweg op de fiets kun je beter een roman voorgelezen krijgen dan zelf proberen te lezen. Maar dat is zeker niet het enige:
Ein Text bedarf unserer Interpretation. Eine Stimme ist schon Interpretation. Hörbücher können deshalb besonders zu jenen Werken, deren Sprache sich uns nicht mehr erschließen mag, einen neuen Zugang schaffen. Der Sprecher agiert wie ein Mediator; er ist der Kenner, der verstaubten Sätzen neues Leben einhaucht.
Nu kun je je zeker de vraag stellen of je die extra interpretatie wilt. In zijn Geschiedenis van het lezen schrijft Alberto Manguel bijvoorbeeld:
Wanneer een tekst aan een publiek wordt voorgelezen, wordt hij niet uitsluitend bepaald door de relatie tussen de intrinsieke kenmerken van die tekst en die van zijn willekeurig, steeds wisselend publiek, aangezien de mensen waaruit het publiek bestaat niet meer de vrijheid hebben (zoals gewone lezers) terug te bladeren, te herlezen, te wachten en de tekst hun eigen gevoelswaarde en intonatie te verlenen. De tekst wordt in zo’n geval afhankelijk van de auteur-lezer, die de rol van lezer van lezers speelt, de waarschijnlijke incarnatie van alle afzonderlijke leden van het geboeide publiek waarvoor de voorlezing wordt gehouden, terwijl hij hun leert hoe ze moeten lezen. Voorlezingen door schrijvers kunnen bijzonder dogmatisch uitvallen.
Hoe hinderlijk dat kan zijn, ervaar je het sterkst wanneer de voorlezer anders leest dan jijzelf zou doen. Dit overkwam mij toen ik luisterde naar Titaantjes, voorgelezen door Alfred Schaffer. Ik vond het bijzonder vervelend dat hij met een heel andere intonatie en met een heel ander ritme las dan ikzelf – zo hoorde dat verhaal gewoon niet!
Maar aan de andere kant kan ik ook juist de stem van een ander ervaren als de enige juiste. De avonden kan ik bijvoorbeeld niet meer zelf lezen zonder Van het Reve’s stem daarbij te bedenken voor Frits van Egters. Zo ongeveer ging het ook met Judith Schalansky: na haar te hebben horen voorlezen uit Der Hals der Giraffe kon ik niet anders meer dan het boek ook in het Duits lezen. Inge Lohmark was voorgoed een Duitse geworden; in vertaling klopte het niet. Of hier meespeelt dat het de auteurs zelf zijn die voorlezen, weet ik niet. Misschien zijn Van het Reve en Schalansky wel gewoon betere voorlezers dan Schaffer.
Otto de Kat leest voor
Otto de Kat is ook een goed voorlezer met een zeer prettige stem. Je hoort de kenmerken van zijn voorlezen en het is alsof het zo hoort: af en toe een lichte hapering of hoe hij ‘ochtend’ zonder ‘t’ uitspreekt. Zijn tempo lijkt precies het juiste, passend bij deze romans, ook al hebben beide verhalen een heel verschillend tempo. De inscheper speelt zich overal over de wereld af: Zuid-Afrika, Java, Thailand, Japan, De Filipijnen, Mozambique en uiteindelijk toch ook nog weer Nederland. Vergelijk dat eens met Julia, waarin alleen de laatste uren van Chris Dudok beschreven worden, die hij doorbrengt in zijn tuinstoel ’s nachts.
De Kat laat zijn personages niet ontsnappen aan hun herinnering – niet in een tuinstoel, maar ook niet op welke andere godvergeten plek ter wereld ook. Voor zowel Rob, voortdurend verder trekkend, als oud-fabrieksdirecteur Dudok is één moment in hun leven bepalend geweest voor de verdere loop.
Bij vele andere personages zou je het misschien niet accepteren, maar De Kat weet het geloofwaardig te maken. De drang van Rob om te blijven reizen, is geloofwaardig – werkt haast aanstekelijk – zelfs al betekent zijn vlucht uit Nederland niets dan ellende. Een personage als Chris Dudok zou ik in veel gevallen graag een schop onder zijn kont geven – man, blijf niet zo hangen in het verleden! – maar de manier waarop hij in Julia beschreven wordt, maakt dat je begrip voor hem krijgt. Ik sluit niet uit dat dat ook te maken heeft met dat Otto de Kat het zelf zo goed voorleest.