Het begon in het vierde millennium voor Christus: lezen. Voor zover we weten. Het oudste schrift werd halverwege de jaren tachtig gevonden op twee kleine kleitabletten uit die tijd. Essayist en bibliofiel Alberto Manguel begint hier zijn Geschiedenis van het lezen. Maar van wát is dat eigenlijk een geschiedenis? Wat doen we dan, als we lezen? Het is een vraag die we al eeuwen proberen te beantwoorden, maar waarop we het antwoord nog niet weten.
‘We weten dat lezen niet een proces is dat verklaard kan worden via een mechanisch model; we weten dat het plaatsvindt in bepaalde hersengebieden, maar we weten ook dat die gebieden niet de enige zijn die eraan meewerken; we weten dat het proces van lezen, net als dat van het denken, afhankelijk is van ons vermogen te ontcijferen en tot het gebruiken van taal, het materiaal waaruit de woorden bestaan die tekst en denken construeren.’
Lezen is ontcijferen, maar verder? Ondanks de neurolinguïstiek weten we niet precies wat lezen is. Manguel citeert de mooie woorden van de elfde eeuwse Perzische geleerde Al-Haitham, die eigenlijk niet méér in het duister tastte dan wij: de rol van de lezer bestaat eruit zichtbaar te maken van ‘datgene waarnaar het schrijven verwijst in zinspelingen en schaduwen.’
In 22 thematische hoofdstukken bladert Manguel door de geschiedenis van het lezen. Zijn eigen bibliotheek omvat meer dan 30.000 boeken en zijn bewonderenswaardige belezenheid laat hij goed terugkomen in dit boek. Leuk om bijvoorbeeld te lezen hoe de beroemde bibliotheek van Alexandrië, begonnen aan het einde van de derde eeuw voor Christus al dezelfde ambities had als Google Books: het verzamelen van het totaal van de menselijke kennis. Daartoe moest ieder schip dat aanmeerde alle boeken dat het aan boord had afgeven om te laten kopiëren. Het leidde volgens de verhalen, in de eeuwen daarop, tot een verzameling met maar liefst een half miljoen boekrollen. Ter vergelijking noemt Manguel de pauselijke bibliotheek van Avignon, een ander voorbeeld van vóór de uitvinding van het papier, die tweeduizend boekdelen omvatte.
De vormen van een boek
Ooit heb ik mooie vroege drukken uit Italië gezien en het is verbazingwekkend hoe weinig er sindsdien veranderd is aan het boek.
Perkament bleef het ideale materiaal om boeken mee te maken, tot in de twaalfde eeuw in Italië het papier werd uitgevonden. De uitvinding van de boekdrukkunst halverwege de vijftiende eeuw was een volgende vernieuwing in de manier waarop boeken gemaakt werden. Ooit heb ik mooie vroege drukken uit Italië gezien en het is verbazingwekkend hoe weinig er sindsdien veranderd is aan het boek. Elegant gedrukt, mooi gebonden en eeuwen later nog in prachtstaat. Hoe lang zou een paperback overleven? De lijm van een pocket uit 1963 in mijn kast houdt de pagina’s nog maar nauwelijks bij elkaar…
De ontwikkeling gaat tegenwoordig hard en het is wat dat betreft jammer dat Een geschiedenis van het lezen alweer uit 1996 dateert: slechts heel even wordt de computer genoemd, maar dat was, toen, natuurlijk een onding om op te lezen. Manguel besteedt er dus niet te veel aandacht aan; voor de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van digitaal lezen is dit boek te oud. En tegelijk was zoiets te voorzien. Manguels laatste woorden zijn dan ook niet voor niets: ‘Het is niet af’. Elders vond ik wel een interview waarin Manguel komt te spreken over lezen in deze tijd van digitale informatie:
I don’t believe in technologies that want to exclude one another. A new technology comes into the world and believes that it can bill itself on the corpse of the previous technology, but that never happens. Photography did not eliminate painting. Film did not eliminate theater and so on. One technology feeds on the vocabulary of the other, and I believe that the electronic technology has taught us to value the reading on the page, and the reading on the page has taught us what we can do on the screen. They are alternatives, but they’re certainly not synonymous.
De exclusiviteit van lezen
Voor Socrates bestonden er goede en verkeerde lezers: in zijn ogen was er maar een juiste interpretatie van een tekst, voorbehouden aan de auteur en enkele welingelichte specialisten.
Er zijn echter ook minder politiek gedrevenen die een zekere exclusiviteit op lezen, of: het juiste lezen, claimen. Voor Socrates bestonden er goede en verkeerde lezers: in zijn ogen was er maar een juiste interpretatie van een tekst, voorbehouden aan de auteur en enkele welingelichte specialisten. Ook in de ogen van de negentiende eeuwse criticus Matthew Arnold was lezen een zaak die niet voor iedereen was. ‘Wij […] zijn ervoor het erfgoed niet te geven aan de barbaren, noch aan de Filistijnen, noch aan het Volk,’ citeert Manguel vol afkeer. Want lezen is niet exclusief, of zou het in ieder geval niet moeten zijn. Door te lezen stel je je juist open voor het onbekende. ‘We lezen op een zoekende manier, als spoorzoekers, en we vergeten de wereld om ons heen,’ schrijft Manguel ergens.
En soms, als de sterren gunstig staan, lezen we met ingehouden adem, met een huivering alsof er iemand ‘over ons graf loopt’, alsof er plotseling een herinnering is gered van een plek diep in ons binnenste – de herkenning van iets waarvan we nooit hebben geweten dat het er was, of iets van wat we vaag hebben gevoeld als een flits of een schaduw, waarvan de spookachtige gedaante oprijst en weer in ons verzinkt voordat we kunnen zien wat het is, waarna we ouder en wijzer achterblijven.
Alberto Manguel – Een geschiedenis van het lezen
gebonden, 416p.
1e dr. Ambo