Na het lezen van Philip Huffs essays vroeg ik me af op welke manier je wel moet schrijven over literatuur zodat het interessant wordt. In de hoop een goed voorbeeld te vinden pakte ik Waarom komt U ons hinderen van Willem Jan Otten uit de kast. Waarom komt U ons hinderen is een bundeling essays over veertien helden: schrijvers, denkers en filmers. De kern is religie, al is het niet een poging om stap voor stap Ottens bekering te rationaliseren. Het is eerder ‘een poging om achteraf aan iets mysterieus’ betekenis te geven, aan de hand van schrijvers en kunstenaars die, hoe dan ook, zichzelf beschouwen als dienaars van een mysterie.’ Het is dat mysterie waarin Otten iets van Christus herkende.
Zondebok
Veel van de besproken kunstenaars waren mij onbekend of kende ik slechts van naam. In een mooi essay introduceert Otten de Franse denker René Girard. Otten gaat in op zijn denkbeeld van de mimetische begeerte, wat inhoudt dat de mens de begeerte van een ander nabootst. Willen wat een ander wil, waarbij het opmerkelijke is dat we vergeten dat ons verlangen bemiddeld was. We denken het op eigen kracht te willen.
Met zijn theorie is Girard zich in de loop van de decennia steeds meer gaan richten op het gewelddadige karakter van de menselijke soort. Door de begeerte naar andermans begeerte, ontstaat er voortdurend een epidemie van ‘elkaar kruisende’ en bestrijdende begeertes, met steevast eenzelfde hitsige omslagpunt: dat moment waarop de intern rivaliserende groep zich gaat richten tegen één lid van de samenleving.
Dit ene lid wordt verdreven of vermoord, geofferd, als zondebok, opdat daarmee de rust terugkeert in de samenleving. Girard maakt in zijn werk duidelijk hoe moeilijk het is om te beseffen dat de zondebok onschuldig was; de schuld is slechts een mythe. De uitzondering op dit patroon vindt Girard in de Evangeliën: de gekruisigde Jezus wordt nergens schuldig geacht. ‘Willen we werkelijk weten wat ons bezielt […]’, schrijft Otten, ‘dan komen we onherroepelijk uit op de zondebok die het zondebokdenken ontmythologiseert. Op Jezus.’
De ironie van Reve
Reve is een van de weinige mij bekende helden. Wat ik bij Girard niet kan beoordelen, maar bij Reve wel: ook voor degenen die het werk kennen, schrijft Otten interessante dingen. Onderstaande observatie over het werk van Reve alleen al maakt het lezen van Waarom komt U ons hinderen waard:
Alle revistische pagina’s zijn nederlagen. Ook, en juist voor wie ze opwindend vindt. Reve dwingt degene aan wie hij zich wil overgeven tot zijn fantasie (zonder dat die erbij is, uiteraard; Reve is zowat de uitvinder van de virtuele sex), terwijl hij iets anders wil: geraakt worden door iemand die juist volstrekt vrij is om hem al of niet te raken. ‘Op zijn plaats te stellen’, zoals de profeet het in het boek Daniël noemt.
Deze Nederlaag is onlosmakelijk verbonden met het pornografische. De illusie dat liefde maakbaar is, en dat we degene die we begeren op het procrustusbed van onze fantasieën kunnen leggen is de opwindendste die er is. En de verslavendste. En de eenzaamste. Reve beoefent al schrijvend deze liefde. Zijn poging om God op de knieën te krijgen brengt hem zelf op de knieën.
Dit is, geloof ik, de kern van zijn ironie, en hoe mijlen ver staat hij van ‘het ironische’ dat Harry Mulisch in Reves werk meende aan te treffen. Reves ironie is het slechtst begrepen deel van Reve.
Held van de geest
Ook het essay over Dostojevski is prachtig. Vijf jaar geleden heb ik de roman De broers Karamazov gelezen – ternauwernood doorheen gekomen. Niet een schrijver om snel nog eens iets van te pakken, ondanks zijn reputatie als een van de grootste Russische schrijvers. Ik herinner me er ook weinig van; ook de vaak aangehaalde passage niet met de Groot-Inquisiteur die aan Christus vraagt ‘Waarom bent U ons komen hinderen?’, waaraan Otten de titel voor deze bundel heeft ontleend.
Dostojevski maakt dat iets wat empirisch gesproken onwaar is waar moet zijn
Otten schetst mooi in slechts zeven pagina’s wat hem zo aantrok in het werk van Dostojevski. Uitgangspunt is een scène in Karamazov waarin het zieke jongetje Iljoesjka zijn hond Perezvon, daartoe aangezet door een miskende volwassene, een stuk brood voert met daarin een speld verborgen. De hond verdwijnt en crepeert natuurlijk en dan beseft Iljoesjka wat hij heeft gedaan. De vriendjes van Iljoesjka brengen vervolgens een andere hond naar het ijlende, stervende jongetje, alsof die Perezvon zou zijn. Natuurlijk weet iedereen dat deze nieuwe hond Perezvon niet is, maar toch wordt deze hond voor iedereen Perezvon. ‘Ook voor Iljoesjka, die uitzinnig van geluk en met zijn laatste restje geestkracht gelooft in Perezvon’, schrijft Otten en hij vervolgt:
Er zijn tientallen scènes te bedenken waarmee je kunt uitleggen waarom Fjodor Dostojevski een held van de geest is, en niet alleen maar een geniaal schrijver, maar deze is misschien de bondigste. Dostojevski maakt dat iets wat empirisch gesproken onwaar is waar moet zijn.
De essays van Otten zijn helder: moeiteloos neemt hij zijn lezer (ook de ongelovige) mee door de oeuvres van zijn helden. Had ik na het lezen van De broers Karamazov besloten om Dostojevski bij te zetten in de categorie ‘niet voor mij’, nu denk ik dat ik misschien toch maar de bijna duizend pagina’s moet gaan herlezen. Dát voor elkaar krijgen, vind ik groots. Zo moet dat dus, over literatuur schrijven.
Willem Jan Otten – Waarom komt U ons hinderen
paperback, 147p.
3de dr. Van Oorschot