Essays & particuliere anekdotiek

Over Genoeg nu over mij van Marja Pruis en Vroege werken van Jan Postma

Marja Pruis - Genoeg nu over mij & Jan Postma - Vroege werkenNog nooit in de geschiedenis zette de mens zich zo veelvuldig in de etalage als nu. We zijn gevat op Twitter en delen onze ontbijtjes op zondagochtend op Instagram. Was de autobiografie vroeger een bijzonder genre, tegenwoordig registreert iedereen zijn leven als volleerd amateur. De vraag rijst hoe je over jezelf moet schrijven te midden van al deze stemmen, om het uit te tillen boven de gemiddelde Facebookpost. Ik las twee essaybundels die voorbeelden vormen van hoe dat moet en hoe vooral niet: Genoeg nu over mij van Marja Pruis en Vroege werken van Jan Postma.

Beiden zijn redacteur bij De Groene Amsterdammer, maar er zijn meer redenen om deze twee bundels naast elkaar te leggen. Ze bespreken beide essayisten als Rebecca Solnit en Leslie Jamison, noemen de tentoonstelling Selfmade van Heleen van Royen en Postma verwijst naar een van de essays van Pruis waarin het gaat over de vraag hoe je het ‘ik’ moet gebruiken in essays. Ook beide boektitels, Vroege werken en Genoeg nu over mij, moet je ironisch lezen, al is de ironie bij Postma van een heel ander soort dan bij Pruis. Maar ondanks deze overeenkomsten is de manier waarop Marja Pruis en Jan Postma schrijven zéér verschillend.

Vroege werken

De essays van Jan Postma neigen naar waargebeurde verhalen, volgens de schrijver zelf. Veel essays zijn een verslag van eigen belevenissen, met af en toe een overdenking. Ook in de stukken die over iets anders gaan, relateert Postma het aan zijn eigen leven. Het resultaat wisselt: wanneer hij de essays van Rebecca Solnit betrekt op zijn eigen vakantie in Sicilië werkt dat. De thema’s van Solnit ziet hij terug in de aantallen immigranten op het eiland. In zijn essay ‘Bewondering & ballingschap’, met vijftig pagina’s het langste uit de bundel, gaat hij de mist in. Het essay begint over de Russische dichter Joseph Brodsky, maar Postma last passages in over een wandeling in het bos of een vakantie in de VS, met als enige link dat hij daar iets leest of hoort over Brodsky.

Jan Postma Vroege werkenPostma is op zijn best als hij schrijft over iets anders dan zichzelf, maar in te veel essays is het eigenlijke onderwerp Jan Postma. Ik waardeer een persoonlijke insteek in essays, maar Vroege werken gaat gebukt onder een overdaad aan particuliere anekdotiek. Te veel passages lezen als een uitgeschreven tijdlijn van een sociaal medium. Het is me niet duidelijk wat terzijdes als de volgende toevoegen:

Naar River of Shadows had ik uitgekeken – niet omdat het me ooit was aangeraden door iemand wier enthousiasme niet goed van geflirt te onderscheiden viel, maar omdat het over de vroege jeugd van de fotografie gaat.

Narcisme

Bovenstaand citaat is natuurlijk maar een voorbeeld. Op zichzelf natuurlijk ook weer niet heel erg, maar het probleem is dat het niet op zichzelf staat. Terzijdes als deze, en soms zijn het ook langere uitweidingen, zijn er te veel. Wat me eraan stoort is dat ze te veel de aandacht richten op de essayist zelf. En de manier waarop hij over zichzelf schrijft, bevalt me niet.

Ik waardeer een persoonlijke insteek in essays, maar Vroege werken gaat gebukt onder een overdaad aan particuliere anekdotiek

Wat er precies zo ergerlijk is, daar is niet heel gemakkelijk de vinger op te leggen. Hij is op een bepaalde manier te veel aanwezig in zijn stukken. Dat is natuurlijk altijd een gevaar wanneer je over jezelf schrijft, en Postma is zich daarvan bewust. ‘Ik moet voorzichtig zijn. Narcisme is tenslotte iets,’ schrijft hij in het inleidende essay ‘Alledaags narcisme’. Maar erg oppassen doet hij toch niet. Iets verderop schrijft hij:

Het mag niet verwonderlijk heten, maar mijn eigen, kleine narcisme blijft me, in tegenstelling van dat van een amorfe groep anderen, gemakkelijk boeien.

Bij het lezen van Vroege werken kun je inderdaad geen andere conclusie trekken. Maar voor mij ligt dat anders, mij boeit het aanzienlijk minder. En wat ook stoort is de ondertoon van ironie. Het is een stijlmiddel dat Jan Postma vaak gebruikt. Te vaak. Het gevolg is namelijk – en dat realiseer ik me eens te meer na het lezen van Genoeg nu over mij – dat het ‘ik’ van Postma onkwetsbaar wordt. Veilig verscholen achter een schild van ironie, maar daarmee ook alles op afstand houdend.

Genoeg nu over mij

Marja Pruis Genoeg nu over mijNet als Jan Postma buigt Marja Pruis zich in Genoeg nu over mij over de vraag hoe je over jezelf moet schrijven. ‘Het therapeutische proza, het exhibitionisme, de bekentenisliteratuur, het naakte narcisme, de zwaartekracht van het solipsisme, het ligt allemaal op de loer. En gewoon, de trivialiteit.’ Maar triviaal wordt het nergens bij Pruis. Waar ze over haar eigen leven schrijft, staat het in dienst van haar gedachten. Het vormt een aanvulling daarop, een bevestiging of juist een bedenking.

met een bewon-derenswaardig gemak wisselt Marja Pruis haar waar-nemingen af met de overpeinzingen daarbij

De ondertitel bij de essays van Pruis is Confessies van een ervaren schamer. Veel essays gaan over vormen van schaamte. Schaamte is een gebrek aan empathie met jezelf, zei de psychoanalyticus Louis Tas, toen hij eens door Marja Pruis werd geïnterviewd. Het is een emotionele reactie op de angst voor afwijzing; de blik van de ander. Schrijven is voor Pruis dan ook een strijd: het schaamteloze, het iets willen zeggen, moet het winnen van de schaamte om iets te zeggen.

Mijn blijdschap over de ontdekking van schrift is eigenlijk nooit over gegaan. Papier is geduldig, papier is veilig. Op papier kun je alles zeggen zonder dat iemand je gek aankijkt. Dat het geschreven woord ook een ontvanger heeft, kan lang een abstractie blijven.

Het essayistisch ‘ik’

Schaamte en kijken naar zichzelf zijn terugkerende thema’s in de essays van Marja Pruis. Maar ondertussen kijkt ze ook naar anderen, zoals schrijver James Salter, Woody Allen, Theo Maassen of Beyoncé. Maar ook onbekenden worden geobserveerd zoals een man op een terras of de vrouw naast Pruis in de stoel bij de kapper. Moeiteloos gaat Pruis van het een naar het ander en met een bewonderenswaardig gemak wisselt ze haar waarnemingen af met de overpeinzingen daarbij.

‘Misschien is het “Ik” in non-fictie wel een leugenachtiger ik, vanwege de suggestie dat het schrijvende en het echte ik samenvallen,’ schrijft Pruis. Misschien inderdaad. Maar ondanks haar schaamte toont Pruis veel van zichzelf. In haar essays onderzoekt ze, twijfelt ze ook. Ze nodigt uit tot meedenken maar ook tegenspreken. Ze neemt eerder geschreven dingen terug. Het maakt haar essayistisch ‘ik’ kwetsbaar. ‘“Ik” leidt tot het aller-irritantste, en het allermooiste,’ aldus Pruis. Jan Postma geeft een voorbeeld van het eerste, Genoeg nu over mij is een voorbeeld van het laatste.

Van beide essaybundels schreef ik voor andere sites afzonderlijk een bespreking. Lees ook de recensie van Genoeg nu over mij van Marja Pruis en de recensie van Vroege werken van Jan Postma.

Marja Pruis – Genoeg nu over mij. Confessies van een ervaren schamer
paperback, 277 p.
3e dr. Nijgh & Van Ditmar

Jan Postma – Vroege werken
paperback, 311 p.
1e dr. Das Mag Uitgevers

2 gedachten over “Essays & particuliere anekdotiek”

  1. Oei. Ik heb Vroege Werken op mijn to-read lijstje staan, maar nu begin ik wel te twijfelen of ik het wel moet gaan lezen. Bedankt voor deze uitgebreide recencies!

    1. Tja… Mij beviel het niet maar veel andere recensenten hadden nergens last van. Waarom was je benieuwd naar zijn essays?

      Maar mocht je iets anders op je lijst willen zetten, dan kan ik je Alleen blindgeborenen kunnen de schrijver verwijten dat hij liegt. Een mooie bundel essays over Willem Frederik Hermans en speciaal de relatie tussen autonomie en engagement, onderwerpen waarvan ik zomaar vermoed dat ze je interesseren.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Blijf op de hoogte