Nog een kans voor Pirandello

Over Iemand, niemand en honderdduizend van Luigi Pirandello

Pirandello-iemand-niemand-en-honderdduizendGod, wat heb ik hem vervloekt. Zittend op de Aventijn met Pirandello in mijn hand, Novelle per un anno. Ik studeerde in Italië en volgde een vak over deze schrijver. De taal sprak ik inmiddels meer dan behoorlijk, maar het literaire Italiaans was nog moeilijk. Ik ploegde maar moeizaam door Pirandello’s verhalen over ruraal Sicilië. Ik heb me altijd afgevraagd of het de schrijver was, in 1934 gelauwerd met de Nobelprijs, die me niet echt aanstond of dat het mijn tekortschietende Italiaans was. Onlangs vond ik in de kringloopwinkel een vertaling van zijn roman Iemand, niemand en honderd­duizend. Vooruit, nog een kans dan.

Zwavelmijn

Luigi Pirandello werd geboren in 1867 in Villa Caos, nabij Agrigento – zoals het tegenwoordig heet. Zijn vader exploiteerde een zwavelmijn. In colleges ging het steeds maar weer over die zolfara – hoewel mijn Italiaans destijds echt wel goed was, moest ik thuis opzoeken wat dat in hemelsnaam was. Aan die zwavelmijn ontleende de familie haar kapitaal, maar nadat de mijn in 1903 overstroomd raakte, zag zoon Luigi zich genoodzaakt verhalen aan kranten en tijdschriften te slijten om bij te verdienen naast zijn baan als docent literatuur­geschiedenis. In 1926 voltooide hij na tien jaar werk Iemand, niemand en honderd­duizend, zijn laatste roman waarin hij zijn levensvisie het duidelijkst naar voren brengt.

De roman begint met een toevallige opmerking: de vrouw van Vitangelo Moscarda zegt hem dat zijn neus scheef staat. Het brengt hem in grote onzekerheid over zijn identiteit. Zien anderen dat ook? Heeft iedereen een eigen beeld van hem? Zo komt hij tot de gedachte dat als hij niet één iemand is, hij niemand is, of misschien eerder dat hij honderd­duizend identiteiten heeft – zo veel als er anderen zijn die hem zien. In deze identiteitscrisis gaat hij op zoek naar wie hij werkelijk is. Hij geeft zijn leven van grootaandeelhouder van een bank op en hij laat een armenhuis bouwen waar hij zelf gaat wonen.

Het voelen van de tegenstelling

De roman kent betrekkelijk weinig handelingen en gebeurtenissen, eerder is het een uitwerking van Pirandello’s levensvisie. Deze visie ontvouwde hij al eerder in 1908 in een lang essay getiteld L’umurismo – een essay dat ik destijds voor een tentamen in de universiteits­bibliotheek heb zitten lezen. Dit humorisme is geen vrolijke grap; Pirandello omschrijft het als ‘sentimento del contrario’: het voelen van de tegenstelling tussen wat aan de oppervlakte grappig lijkt, maar waarachter een tragiek schuilgaat. De lach is tegelijk bitter en wrang.

Zo kun je in Iemand, niemand en honderd­duizend het gedrag van Vitangelo Moscarda op het eerste gezicht grappig vinden, bijvoorbeeld wanneer hij tekeergaat tegen de mede-eigenaren van de bank wanneer hij zijn vermogen uit de onderneming wil halen. Maar Pirandello’s umurismo wil de lezer doen kijken naar de tragiek achter dit gedrag: de ontreddering van iemand die zijn identiteit uiteen heeft zien vallen en opnieuw op zoek moet naar wie hij is.

Sicilië

In Italië heb ik toch heel wat uren in collegezalen doorgebracht met Pirandello. Twee vakken heb ik over zijn werk gevolgd – het ene ging over die Novelle per un anno, het andere over zijn toneel­stukken. Bij het lezen van Iemand, niemand en honderd­duizend heb ik hem niet opnieuw vervloekt; het scheelt aanzienlijk om niet meer door literair Italiaans te hoeven ploeteren. Maar een grote liefde is hij ook niet geworden. Het lezen van zo’n roman die vooral een uitwerking wil zijn van een idee is vooral een intellectuele exercitie. Als lezer word je, ik althans, niet echt geraakt door het verhaal. Daarvoor stroomt er toch net iets te weinig bloed door de roman.

Was dat ook zo in zijn novellen? Deze verhalen had ik in drie delen bij een kiosk gekocht, niet al te mooi uitgegeven, gedrukt op houthoudend papier. Als ik diep in mijn geheugen graaf – en deze delen uit de kast pak om te zien welke verhalen ik gelezen heb (er staat een puntje met potlood bij – dan meen ik dat ze anders waren. Deze novellen speelden op het Siciliaanse platteland in een arm milieu. Veel minder modernistisch dan Iemand, niemand en honderd­duizend waren deze verhalen uitingen van het ‘verisme’, dat de harde werkelijkheid van de onderklasse wil optekenen.

Vertalingen van deze verhalen waren er, maar verspreid over veel delen uitgegeven door Coppens & Frenks. Wellicht dat ik ze daarom niet in vertaling las. Vorig jaar verscheen een bloemlezing, Geluksvogels, van deze Novelle in een nieuwe vertaling. Zwoegen door het Italiaans hoeft dus niet meer, maar of ik Pirandello nóg een kans geef…

Luigi Pirandello – Iemand, niemand en honderdduizend | vert. Annegret Böttner en Leontine Bijman | paperback, 200p. | 3e dr. Uitgeverij Atlas

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Blijf op de hoogte