Bespiegelingen in opengelaten ruimte

Over Bluets van Maggie Nelson

Omslag van Maggie-Nelson-BluetsErgens halverwege het gesprek kwam de vraag op wat we eigenlijk lazen. Een essay, vond ik. De vriend met wie ik sprak – we hadden het over Bluets van Maggie Nelson – ging in zijn lezing ervan uit met een roman van doen te hebben. Ik miste een kern in dit boekje, welks aanwezigheid ik toch wel prettig vond in een essay. Een lijn? Waren het meer losse aantekeningen? Laten we het erop houden dat Bluets zich niet makkelijk laat classificeren – en dat denk ik ook niet wil.

‘Bespiegelingen in blauw’ geeft de Nederlandse uitgever Bluets als ondertitel mee. Maggie Nelsons bespiegelingen – laten we het daar voorlopig maar op houden – krijgen vorm in 240 genummerde fragmenten, variërend in lengte van een enkele zin tot twee pagina’s. Hiermee leent ze een vorm van schrijven die Ludwig Wittgenstein ook gebruikte in Over kleur. Het is de kleur blauw die Nelsons gedachten en herinneringen bijeen houdt: meer of minder dwingend zijn ze gelieerd aan iets blauws. ‘Proposities’ noemt Nelson deze fragmenten. In de filosofie wordt dit begrip omschreven met: ‘een declaratieve zin die waar of onwaar kan zijn.’ Interessant: ik ging ervan uit dat de herinneringen van Nelson zonder meer waar zouden zijn. Maar wie zegt dat het geen fictie is? Toch een roman? De uitgever gaf Bluets zowel nur 300 (literaire fictie algemeen) als 323 (literair essay).

Blauw

White-eye on Maple by Koson Ohara
White-eye on maple van Koson Ohara
‘En dus werd ik verliefd op een kleur – in dit geval de kleur blauw (…),’ schrijft Nelson op de eerste pagina. Het lezen van Bluets nodigt uit tot het overdenken van mijn relatie tot blauw. Het is geen obsessie, maar ik houd er zeker van. Het diepe blauw (Bero-ai) in Japanse prenten van Hiroshige, Hokusai en later Kawase Hasui of Koson Ohara is geweldig.

Twee andere herinneringen met blauw. Ruud van de Wint heeft in zijn kunstproject De Nollen een ruimte waarin je omsloten wordt door blauw; naar boven toe komt er wit bij. En als het over blauw in de kunst gaat, kun je niet om Yves Klein heen. Lang geleden zag ik een van zijn werken in Centre Pompidou. Om zijn International Klein Blue te bereiken mengde hij ultramarijn met rhodopas. Het resultaat is een fantastisch intens blauw. Maggie Nelson zag werk van Klein in Tate Modern, ook proposition geheten. Ze kon er nauwelijks naar kijken, schrijft ze: ‘te veel’.

Blik

Wie over kleur schrijft, kan niet om het kijken heen. Hoe je kleur waarneemt (ik weet eigenlijk niet of dat verschilt) of hoe je het noemt, verschilt van persoon tot persoon. Vaak genoeg heb ik meningsverschillen over kleuren. Herkenbaar is wanneer Nelson beschrijft hoe haar ex-geliefde een bloeiende jacaranda ‘een soort blauw’ noemt, terwijl zij deze boom als paars kwalificeert. Paars en blauw zijn notoire kleuren waarover ik met anderen van mening verschil. In dit geval – ik zoek op hoe een jacaranda er uitziet – geef ik Maggie Nelson volledig gelijk: hij is paars.

Nu mag dit nog een onschuldig voorbeeld zijn van de blik van Nelson, ook wanneer ze schrijft over seksualiteit gaat het om kijken. Ze gaat in op William Gass die in zijn boek On being blue schrijft dat het blauw dat we van het leven verlangen alleen te vinden in is in fictie. ‘Wat heb ik eraan om een glimp op te vangen van haar schaamhaar als ik ook de striemen moet zien van haar slipje, de puistjes op haar billen, de broze aderen als de afdruk van een lavendelblauwe duim, de aanblik van een platgetrapte pruim aan het einde van de dag.’ Nelson reageert hierop:

Dit is puritanisme, geen eros. Zelf vind ik het niet zo interessant om een blik op te vangen van een vlekkeloze kont of een geairbrushte kut, of jou die te bieden. Wat mij interesseert is drie lichaamsopeningen laten vullen door een dikke, dooraderde pik, in genadeloze houdingen in genadeloos licht.

Vrouwelijke kuisheid gaat nogal eens gepaard met het niet-zien, blindheid. Lucia van Syracuse, de Ierse heilige Modwenna of de Schotse Triduana hebben hun ogen uitgestoken om aan mannen te ontkomen. Of deden ze dit, zoals sommige overleveringen willen, als boete, omdat ze lustvol naar mannen hadden gekeken. Over de vrouw die kijkt, de vrouwelijk blik, horen we weinig, schrijft Nelson. Hoe verzengend die vrouwelijke blik is. Instemmend citeert Nelson uit de erotische memoires van Catherine Millet: ‘Ik vind het heerlijk om tijdens het uitkleden de veelbelovende pik vanuit de verte te zien.’

Prins van blauw

Ook Maggie Nelson houdt ervan om te kijken. En te beschrijven, vermoed ik. Ze kiest onverbloemde taal: kut, neuken, pik. De seks waar ze het over heeft, is de seks met een man, ‘de prins van blauw’ zoals ze hem noemt. Bluets bestrijkt de periode ná hun relatie. Of affaire – het wordt niet helemaal duidelijk wat de verhouding is. Hij verliet haar in ieder geval omdat hij meer hield van een andere vrouw. Nelson rouwt om dit verlies, kampt met depressie.

Ruud van de Wint heeft in zijn kunstproject De Nollen een ruimte waarin je omsloten wordt door blauw

Aan de ene kant schrijft Nelson heel open, niet alleen over haar depressie, maar ook dus over seks. Tegelijk is het opvallend wat ze níet beschrijft. Waarom valt ze eigenlijk op een ‘foute man’, deze prins van blauw? Of in propositie 18:

Een warme middag in de vroege lente, New York. We gingen naar het Chelsea Hotel, om te neuken. Na afloop zag ik, door het raam van onze kamer, op een dak aan de overkant een blauw zeil flapperen in de wind. Jij sliep, dus het was mijn geheim. Het was een veeg van het alledaagse, een flard helderblauw te midden van alle bedompte karigheid. Het was de enige keer dat ik klaarkwam.

Tijdens het gesprek over Bluets viel ons op hoe terloops het er staat: ‘de enige keer dat ik klaarkwam’. Verder wordt er niets over gezegd, terwijl het iets bijzonders lijkt, als het de enige keer is. In plaats daarvan schrijft Nelson over een flapperend zeil, het alledaagse.

In haar recensie prijst Xandra Schutte Nelsons ‘fragmentarische, aforistische vorm waarin haar verhaal wordt verteld in metaforen en opengelaten ruimte.’ Inderdaad biedt Bluets aanleiding tot overdenking en interpretatie. Door het gesprek over dit werk groeide ook mijn waardering. Maar Schutte stipt ook aan waarom ik een reserve blijf voelen bij Bluets. Wat er achter de proposities aan betekenis ligt, houdt iets ongrijpbaars. Je kunt dan de open ruimte prijzen, maar er ook een gemis in zien. Ik ontkom niet helemaal aan dat laatste.

Maggie Nelson – Bluets | vert. Nicolette Hoekmeijer | harde kaft, 128p. | 4e dr. Atlas Contact

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Blijf op de hoogte