Ik geloof het wel/niet

Das magazin - De tienInmiddels heb ik geen abonnement meer op Das Magazin. Twee jaargangen waren leuk, interessant om een generatie jonge schrijvers te lezen. Zonder Das Mag kende ik velen van hen niet. Mooi blad ook, schreef al eerder, maar uiteindelijk vond ik het toch niet goed genoeg om nog een heel jaar afleveringen te lezen. Met steeds minder enthousiasme haalde ik de enveloppen uit de brievenbus. Ik heb een beeld van de schrijvers die erin publiceren en nu geloof ik het wel.

Het laatste nummer dat ik ontving was wat dat betreft een mooie afsluiting. Met het tiende nummer pakt Das Magazin flink uit: geen gewone aflevering, maar een verhalenbundel met de tien beste jonge auteurs. Zoals elke aflevering is ook dit nummer zeer verzorgd uitgegeven. Ditmaal een boekwerk dat qua formaat het midden houdt tussen een het normale tijdschrift en een roman. Verder blauw linnen met gele opdruk en zwart-wit illustraties binnenin.

De tien beste jonge schrijvers dus volgens Das Magazin en deze ‘verhalen behoren tot hun beste werk’ – een tikkeltje pretentieus misschien, dit soort lijstjes met de aller-, allerbeste. Velen hadden iemand anders gekozen, missen namen of zijn het er gewoon niet helemaal mee eens. Ik ken te weinig werk van deze jonge schrijvers om dit goed te kunnen beoordelen. In ieder geval ben ik nu niet naar de winkel gerend om meer werk van hen te kopen. Het aardige van deze bundel is wel dat je een idee krijgt van wie wel kan schrijven en wie echt niet. Ik moet ook zeggen dat ik ze niet alle tien gelezen heb. Wel gelezen: Maartje Wortel,  Philip Huff, David Pefko, Joost de Vries en Thomas Heerma van Voss.

Wisselend niveau

Over Maartje Wortel hoor of lees ik altijd veel goeds, maar nog nooit had ik iets van haar gelezen. En wat een aardig verhaal was dit dan toch. Ik had alleen de indruk dat ‘Iemand die het meent’ net wat te kort was. De breuk in de relatie tussen Reza en Mia kwam voor mij een beetje te plotseling. Dat deed wat mij betreft wel veel afbreuk aan verder een goed verhaal. Philip Huff schreef een behoorlijk oninteressant verhaal over een yuppenfeest op een vrijdagavond. Een ex, veel coke en viagra waarop slechte seks volgt…tja.

De tien - Das MagazinPefko’s verhaal vond ik tot de laatste anderhalve pagina heel aardig. De oplichter in het verhaal, Jerry Kirschenbaum, intrigeerde me wel en Pefko schrijft vaardig. Hij weet hoe hij de informatie moet doseren om het verhaal interessant te houden. Ik hoopte alleen dat het verhaal iets dramatischer zou eindigen dan met een bulderende lachbui.

Het verhaal ‘Een kamer voor mezelf’ van Joost de Vries viel me tegen; het deed me eigenlijk niets. Twee broers gaan mee op een tour in Frankrijk om de slag bij Waterloo na te spelen. Ik geloof niet dat ik de ervaringen van deze personages kan meevoelen.

Maar ik lag in een Frans uniform, gesneuveld voor de glorie van het Franse keizerrijk. […] Vanuit mijn ooghoeken kon ik andere soldaten zien liggen, meters verderop. Ik kon proberen te kijken of er bekende gezichten bij lagen, maar ik deed mijn ogen dicht, een helikopter vloog niet eens zo heel hoog over ons heen, ik nam een foetushouding aan, ik concentreerde me heel tevreden op mijn eigen dood.

Jammer, maar ook wel weer exemplarisch voor zijn stukken in Das Magazin: daar vind ik ook nooit zo veel aan. En dat terwijl ik de romans van Joost de Vries wel goed vind.

Deze onhandigheid valt des te meer op, omdat ik het verder, zeker ook stilistisch, een goed verhaal vind.

In het verhaal ‘Het land dat alleen zij kon zien’ van Thomas Heerma van Voss, de jongste van deze tien schrijvers, kwam ik iets opmerkelijks tegen. Het personage Pete ‘vertelt’ dat hij is opgegroeid ‘in Dovercourt, een kustplaatsje in Zuidoost-Engeland’. Opmerkelijk in de eerste plaats omdat Dovercourt niet in Zuidoost-Engeland ligt, maar in East Anglia, tegen Harwich aan. Nu doet dit er niet eens zo heel veel toe – net zo min als dat ik daar eens op een terras heb gezeten. Je kunt dit namelijk prima beschouwen als een vorm van dichterlijke vrijheid: in verhaalwereld van Heerma van Voss ligt Dovercourt kennelijk ergens anders – al zie ik het belang van zo’n verplaatsing niet, maar goed.

Wat er meer toe doet is dat die toevoeging ‘een kustplaatsje in Zuidoost-Engeland’ een buitengewoon knullige toevoeging is in stilistisch opzicht. Het staat er namelijk alleen maar voor de lezer. Het is eigenlijk schrijver Thomas Heerma van Voss die dit vertelt en niet het personage Pete – die weet namelijk wel waar Dovercourt ligt. Deze onhandigheid valt des te meer op, omdat ik het verder, zeker ook stilistisch, een goed verhaal vind.

Thomas Heerma van Voss kan schrijven en ik ben benieuwd of hij in zijn andere werk ook sterk schrijft. Van Joost de Vries weet ik zeker dat hij beter kan. Dus om nu te zeggen dat dit het beste werk is van de beste jonge schrijvers…ik geloof het niet.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Blijf op de hoogte