Herinnering

Stephan-Enter_SpelDe grootste ontdekking die ik de laatste jaren gedaan heb in boekenland is Stephan Enter. Niet dat ik daar de eerste in was – verre van dat – want Grip was eind 2011 mijn eerste kennismaking. Maar wat een schrijver toch; meteen ook ander werk gekocht. Het leek me een onmogelijkheid dat Enter slechte boeken schrijft.  Later kwam ik erachter dat Grip niet het eerste was dat ik ooit van hem las. In een nummer van Tirade had ik namelijk jaren daarvoor al een kort verhaal gelezen. Waar het precies over ging, dat herinnerde ik niet meer zo goed, maar dat ik het behoorlijk matig vond, stond mij nog wel bij. Dat korte verhaal bleek een hoofdstuk te zijn uit Enters roman Spel. Met enige aarzeling begon ik aan de hele roman Spel.

In dat ene hoofdstuk, ‘Heroïsch’, leest het jongetje Norbert over heldendaden en droomt ervan zelf ook iets groots te verrichten, net als zijn voorvaderen in veldslagen en oorlogen. Maar met echte vijanden krijgt hij natuurlijk niet te maken. Wel gaat hij op een middag met vriendjes naar een woonwijk in aanbouw waar ze ruiten ingooien en andere baldadige streken uithalen. Uiteindelijk komen ze een andere groep jongens tegen, groter en sterker en worden ze achtervolgd. Norbert verliest zijn vriendjes uit het oog en wordt te grazen genomen door de andere groep. Dat jochie Norbert vond ik maar irritant, een vervelend betwetertje. En zo op zichzelf vond ik het verhaal ook niet heel veel om het lijf hebben.

Spel

Nu (na herlezing) blijf ik erbij dat ‘Heroïsch’ niet het sterkste hoofdstuk is, maar in het geheel van de roman is het in ieder geval een stuk begrijpelijker dan op zichzelf staand. Spel is namelijk een roman bestaand uit verschillende verhalen. In ieder hoofdstuk staat een ander spel centraal en volgen we Norbert op verschillende momenten, nu eens als kind, dan weer als jong volwassene. Soms gaat het heel letterlijk om een spel zoals de potjes Scrabble met zijn oma of het spelen met zijn vriendjes, andere keren is wordt het spel wat vrijer gethematiseerd, bijvoorbeeld wanneer Norbert besluit niet meer naar de catechisatiebijeenkomsten te gaan of met zijn eerste seksuele ervaring.

In ieder hoofdstuk wordt het spel beschreven in een heel andere stijl. Voor een deel past dat goed bij de opgroeiende Norbert. Als twintiger ongeveer is hij een ander dan het kind van tien. Het is knap hoe Enter speelt met verschillende stemmen en stijlen, zonder dat het te onnatuurlijk en vervelend wordt. Wat ik pas na lezing van het boek ergens las, is dat Enter net zo hard als Norbert meedoet met het thema spel. In ieder hoofdstuk schrijft hij in de stijl van een steeds een andere auteur die hij bewondert. Dat blijken in de eerste vier hoofdstukken Kenzaburo Oë, John Updike, Vladimir Nabokov en Virginia Woolf – geen van allen auteurs van wie ik iets gelezen heb, zodat dit me geheel ontgaan is. Maar hierin ben ik niet de enige: alleen Rudy Kousbroek bleek het te hebben opgemerkt.

Autobiografisch

De manier waarop Norbert Vijgh met zijn vriendjes speelt doet denken aan Werther Nieland, maar tegelijk is Norbert echt een typisch Enter-personage. Hij komt uit een elitair milieu en doet daarmee denken aan Hella en Nils uit Lichtjaren of het klimmersgroepje uit Grip. Wat is dat toch met Stephan Enter, die voorliefde voor elitaire types? Het moet gezegd, Enter weet de werelden van zijn personages goed neer te zetten, maar Enter is dan ook het soort schrijver dat de sfeer helemaal kloppend wil laten. Enter schrijft graag over locaties waar hij zelf is geweest, las ik in een interview naar aanleiding van zijn roman Grip:

De reis van Brussel-Zuid naar Swansea, met de Eurostar en de Great Western, heb ik wel vijf keer gemaakt, omdat ik er een vriend heb. Afgelopen zomer heb ik hem één keer extra gemaakt om alle details nog eens op scherp te zetten. De kust bij Swansea ligt er net zo bij als ik ‘m beschrijf, met van die strandjes die door de opkomende vloed van elkaar afgesloten geraken. Ik ben er net als Vincent tegen de klif opgeklommen, ik heb er net dezelfde klimmersfout gemaakt: vergeten te kijken hoe ik terug zou kunnen.

Ik betwijfel of ik Spel nu echt goed zou hebben gevonden zonder dit laatste verhaal

Stephan Enter is een van de zeldzame schrijvers die niet om de haverklap ergens opduikt in een of ander itempje op televisie. Sterker nog, hij is zelden ergens te zien en als hij geïnterviewd wordt, dan is het puur en alleen om zijn boeken. Over biografische details laat hij zich liever niet uit, geloof ik. En dan blijkt hij ineens toch heel wat van zijn eigen leven in zijn werk te stoppen. Zie niet alleen het citaat hierboven, maar de echte puzzelaar ziet dat Brevendal, het Veluwse dorpje waar de roman zich afspeelt, een anagram is van Barneveld, waar Enter is opgegroeid. En hoewel zo’n ‘autobiografische lezing’ in mij nooit was opgekomen (ook dat las ik ergens anders) huist er wel een kleine nieuwsgierigaard in mij die zich dan afvraagt wat wel en wat niet precies autobiografisch is – alsof het er eigenlijk iets toe zou doen. En omdat die Enter er zelf ook zo weinig over zegt, kun je hooguit raden.

Nu raad ik dan dat Enter wel een grote liefde voor Zwitserland moet hebben. Niet alleen was Zwitserland kandidaat voor de setting van Grip, Nils en Hella gaan er in Lichtjaren naartoe op vakantie en ook Norbert Vijgh gaat er ieder jaar met zijn grootmoeder naartoe op vakantie. Het hoofdstuk waarin dit beschreven wordt, ‘Scrabble’, is niet alleen het langste, maar ook het beste. Enter geeft mooie beschrijvingen, bijvoorbeeld van de slaaptrein naar Zwitserland. Maar misschien vind ik dat vooral omdat wij ook met zo’n slaaptrein naar Zwitserland op vakantie gingen – ik zal een jaar of zeven, acht geweest zijn de eerste keer:

De trein boort zich een weg naar het holst van de nacht. Sporadisch breekt een ver en onwezenlijk schijnsel door de concave weerspiegeling in de ramen links van de nauwe gang waardoor ik haar volg. Rechts bevinden zich de slaapcompartimenten, die schuilgaan achter cognacbruine, synchroon wiebelende gordijntjes. Soms gloeit er discreet licht achter. Soms hoor ik iemand hoesten, of met slaperige uithalen praten in een raadselachtige taal. Bij de harmonicaverbinding tussen twee rijtuigen, en op plaatsen waar een schuifraam openstaat, stroomt de ruimte vol met de dommelende geuren van het land en een geraas waarin horen en zien vergaan.

Dit laatste hoofdstuk omspant qua tijd de andere en vormt een mooie afsluiting van het boek. Sterker nog: ik betwijfel of ik Spel nu echt goed zou hebben gevonden zonder dit laatste verhaal. Mooi en herkenbaar. Herkenbaar omdat ik, nu ik dit weer lees, me de oorverdovende herrie inderdaad weer herinner. Om eenzelfde reden zal Enter trouwens graag schrijven over plekken die hij kent: details uit zijn herinnering.

Stephan Enter – Spel
harde kaft, 269 p.
3e dr. Van Oorschot

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Blijf op de hoogte